van dezelve toebrengen. Dit alles wordt behoorlijk uiteengezet, en het gewigt dier tweeledige indicatie aangetoond.
Uit deze opgave blijkt genoegzaam, dat het begrip, hetwelk de Schrijver, vooral op het voetspoor van den beroemden van geuns, zich van de versterkende middelen maakt, zeer verschilt van de algemeen aangenomene begrippen. Dit blijkt dan ook nader uit eene korte vergelijking van de gevoelens van sommige oudere en latere Geneeskundigen, welke wij in het vierde hoofdstuk vinden. Wij, echter, moeten den geleerden Schrijver bijvallen, en van de lijst der versterkende middelen alle eigenlijk gezegde geneesmiddelen, van welken aard dan ook, uitschrappen. Zelfs der Kina moeten wij het vermogen, om het ligchaam te versterken, ontzeggen; daar dezelve, indien men een weinig lijm uitzondert, geene bestanddeelen bevat, ter voeding geschikt. Deze lijm, echter, en het slijmige, hetwelk mede in alle goede kina-soorten, in vrij groote hoeveelheid, aanwezig is, maakt, dat dit middel aan het voedsel zeer nabij komt. Het nut der prikkelende middelen, ter versterking des ligchaams, komt ons echter meer uitgestrekt voor, dan den Schrijver. De vlugge prikkels zeker, zulke voornamelijk, die op het zenuwgestel werken, zijn daartoe, in het algemeen, geheel ongeschikt; doch de vastere prikkels, welke de levenswerkingen zachter maar tevens meer aanhoudend aanzetten, kunnen, zoo het ons voorkomt, in deze geneeswijze niet ontbeerd worden: tot het leven is niet alleen de gedurige vernieuwing der stoffe, waaruit het ligchaam bestaat, maar ook der prikkels, welke die stof in beweging brengen, noodzakelijk, en, bij gebrek van deze gestadige prikkeling, verliest de stof hare geschiktheid tot het leven zelve.
Dit zij genoeg over deze schoone Verhandeling. Wij wenschen den jongen Schrijver met deze welgeslaagde proeve geluk, en hopen dat hij vele vruchten van zijnen arbeid oogste.