Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 702]
| |
Berigt wegens een geheim genootschap in China.Het Genootschap, hier bedoeld, nam zijnen oorsprong omtrent het midden der jongstverloopene eeuwe, onder den naam van Thian-Thée-Ohé, de letterlijke beteekenis dier woorden is hemel-aarde-vereenigd. Hiermede wil men aanduiden, dat de hemel en de aarde slechts een zelfde algemeen geheel uitmakende, aan dezelfde wetten der Natuur onderworpen, de menschen denzelfden geest moeten bezitten, elkander over en weder behulpzaam zijn. De grondregels dezes Genootschaps zijn, de gelijkheid van alle menschen, de verpligting der rijken om hunne overtollige bezittingen met de armen te deelen. De zamenverbondenen erkennen geenerlei wettig gezag; onderling bezitten zij teekens van verkenning en eene inwijding. De ingewijde wordt onder twee bloote zwaarden geplaatst, kruiselings boven zijn hoofd liggende; hij zweert, eerder te zullen sterven, dan de geheimen des Genootschaps te openbaren, of aan hetzelve ongetrouw worden. Hem worden eenige droppelen bloeds afgetapt, gelijk ook aan den persoon, die hem den eed afneemt; dit bloed wordt in een kopje thee gemengd, en door hen gezamenlijk gedronken. Wanneer verscheidene personen zich bijeen bevinden, herkennen de ingewijden elkander aan de wijze, op welke zij een kopje thee, gelijk ook aan de wijze, op welke zij eene rooktabaks-pijp aanbieden of aannemen, eene soort van beleefdheid, in China in algemeen gebruik. De grondbeginsels des Genootschaps Thian-Thée-Ohé, regeringloos, verwoesters van alle openbaar en bijzonder geluk en veiligheid, zoo gelijksoortig met degenen, welke, in de tijden van het Schrikbewind, Frankrijk het onderste boven wierpen, schijnen uit Europa in China te zijn overgebragt; zekere thionthee, van Canton, was de eerste, die het plan van dit Genootschap beraamde; en in de genoemde stad heeft het zijnen aanvang genomen. | |
[pagina 703]
| |
In een zoo volkrijk land als China, alwaar de behoeftige volksklasse tot zulk eene diepte der ellende is vernederd, dat de zachtste aandoeningen der natuur miskend worden en krachteloos zijn, en alwaar, wat er ook vele Schrijvers van zeggen, de zedekunde, de godsdienst en de wetten een zeer gering vermogen oefenen: in zulk een land konde het niet uitblijven, of grondregels, die de begeerlijkheid begunstigden, door de vastgeltelde orde omver te werpen, onder het gemeene volk spoedig talrijke aanhangers moesten vinden. Aan de grootste buitensporigheden gaven zich de zamenverbondenen over; zelfs zijn zij, op sommige plaatsen, openlijk opgestaan tegen het Gouvernement, hetwelk al zijne pogingen heeft aangewend, om den voortgang van het kwaad te stuiten. De Steller van dit Berigt verhaalt, dat hem door een geloofwaardig man in China, ant-tho-ko, was verzekerd, dat over de vier duizend personen, binnen weinig tijds, de doodstraffe hadden ondergaan. Niet lang geleden maakte de Keizer eene wet, uit kracht van welke allen, die overtuigd werden tot het Genootschap Thian - Thée - Ohé te behooren, de pezen van den regter voet moesten afgesneden worden; dat zij met een gloeijend ijzer, op de regter wang, zouden gebrandmerkt worden, en dat, in het vervolg, indien zij overtuigd werden, eenigen toeleg, hoedanig ook, gemaakt te hebben, om de openbare rust en orde te storen, op staanden voet zouden onthoofd worden. Ondanks deze strenge wetten en de gestelde voorbeelden, had men, in den jare 1804, den brand nog niet gebluscht. Reeds waren negen Provinciën van het uitgebreide China eene prooi dezer gevaarlijke menschen geworden, wier getal van dag tot dag aangroeide. Zoo groot zelfs was de schrik, welken zij alomme verspreid hadden, dat de vermogende en aanzienlijke lieden, om grootere onheilen te voorkomen, zich in het Genootschap lieten inschrijven door het opofferen van een gedeelte hunner bezittingen. Zij, die tot het doen van zulke opofferingen niet konden besluiten, en welke men in handen kreeg, werden gevangen gehouden; derzelver bloedverwanten liet men weten, dat zij, op eene aangewezene plaats, zekere somme gelds hadden te bezorgen, van welke de vrij- | |
[pagina 704]
| |
heid des gevangenen afhing, die ter dood gebragt werd, indien de geëischte somme geweigerd, of ingevalle eenige, zelfs de geringste, pogingen werden in het werk gesteld om den gevangene te ontzetten of de plaats van deszelfs bestemming uit te vinden. Zoodanig was de toestand van zaken in den jare 1804. Vroeger zoude ik dit berigt wereldkundig gemaakt hebben, indien ik niet gevreesd had, in de mij medegedeelde narigten te zijn misleid geworden; tegenwoordig maak ik daaromtrent geene zwarigheid, fints dezelve bevestigd zijn door de getuigenis des vermaarden reizigers, den Heer de krusenstern. De grondregels des Genootschaps Thian-Thée-Ohé zijn onder de Chinezen op het eiland Java algemeen verspreid; doch de leden maken zich aan geenerhande buitensporigheden schuldig, uit vreeze voor het Europische Gouvernement. Toen ik van Java vertrok, bestond aldaar nog een opperhoofd dezes Genootschaps, wiens hoofd, in den jare 1797 of 1798, door het Chinesche Gouvernement, op prijs gesteld was, voor eene somme van tien duizend piasters. Deze man, welks naam was ouhinn thoua - tksouaGa naar voetnoot(*), was uit China naar Java gevlugt, alwaar hij sedert zich heeft opgehouden.
Leschenaut, Natuurkundige waarnemingen op den togt naar de Zuid-Landen. |
|