| |
| |
| |
Naams-oorsprong der chemie.
Ten opzigte der afstamming van het woord Chemie is men zeer twijfelachtig. Zoo veel laat zich slechts met zekerheid zeggen, dat men Chemie, en niet Chymie, schrijven moet, daar de Grieksche Schrijvers zich steeds van η (lange e), en niet van ν (y of u), bedienen. Zoo schrijft zosimus van Panopolis χημια (Chemia) en beweert den oorsprong van het woord van eene Oostersche vertelling. Er zouden hemelsche wezens (αγγελοι, Engelen) van den Hemel gedaald zijn, zich met de vrouwen der menschen in liefde vereenigd en haar vele kunsten, zelfs alle werken of verrigtingen der Natuur (παντα της φυσεως εϱγα) geleerd hebben. Dewijl zij nu de menschen alleen slechte en niet voor den geest nuttige dingen geleerd hadden, durfden zij niet weder naar den Hemel terugkeeren. Hun kroost zouden reuzen geweest zijn. De eerste dezer kunst- en wetenschaps-overleveringen is Chema (χημα) geweest; zoo heeft namelijk het hun leerende Boek geheeten. Deze zosimus, welke niet met den Geschiedschrijver (zosimus van Gaza) moet verwisseld worden, schijnt dezelfde te zijn, welken suidas als zosimus den Alexandrijn aanhaalt; deze schreef een Chemisch boek aan de zuster theosebia, en deze plaats is uit Imuth aan de zuster theosebia. In de plaats van suidas staat χυμευτικα (Chymeutica),
waarschijnlijk eene schrijffout, want suidas heeft het woord χημεια, en zosimus schreef χημια. De tijd, waarin deze zosimus leefde, durf ik niet bepalen; evenwel komt het mij waarschijnlijk voor, dat hij in de IVde Eeuw geleefd heeft, want zijn Commentator Olympiodorus leefde in den beginne van de Vde Eeuw. Hij verklaart Chemie te zijn de leer aller werken (dat is, verrigtingen en arbeiden) der Natuur (Διδασκαλια παντων της ϕυσεως εϱγων); dus als de leer de stof voort te brengén, zoowel als onze vermengingskunde uit de eenvoudige de zamengestelde, alsook de eenvoudige zelfs, wat men nu door Hermetik verstaat. Ook julius maternus firmikus, welke omtrent de
| |
| |
IIIde Eeuw leefde, heeft eene plaats, waar hij onder anderen meestendeels astrologisch-theosophische wetenschappen Scientia Alchimioe bijbrengt. Hieruit blijkt, dat de Chemie reeds voor de tijden van constantijn, den Grooten, geoefend werd: want Alchimia is niet anders dan het Grieksche χημια (η als ι uitgesproken, zoo als de hedendaagsche Grieken,), met het Arabische artikel Al (die, die, dat). Volgens konring's verzekering moest men in al de Handschriften Al lezen, anders ware ik geneigd hetzelve als eene schrijffout van den afschrijver aan te zien. Is het woord niet van Arabischen oorsproug, zoo kan dit Al zoo bijgekomen zijn. De Aziaten ontleenden de wetenschap van de Egyptenaren, en verander len dezelve met hunne eigene overleveringen. Haar weg naar Azië ging door Arabië, en zoo werd uit Chemie Alchemie. De Latijnen ontvingen ze over Azië, niet regtstreeks uit Egypte, zoo als de Grieken, daarom noemde deze hetzelve met het Arabische artikel Alchemie, deze Chemie. Konring merkt ook aan, dat in het oud Egyptisch vele Arabische benamingen geweest zijn, met name is het gebruik van het Arabische artikel Al niet ongewoon geweest. Dit is juist ook niet vreemd, want gewis reeds vroeg trokken Arabische herdersstammen met hunne Scheiks, Bedwinen, Egypte rond; welligt werd Egypte ook vijandelijk door ben doorgetrokken Hoe ligt was nu niet zulk eene spraakvermenging. - Volgens suidas zou diokletiaan, na wederonderwerping van het oproerige Egypte, (dus omtrent 296 jaren na christus geboorte) de Boeken, welke over Chemie
(χημεια) handelden, hebben laten verbranden, en den Egyptenaren de kunst, om goud en zilver te bereiden (zoo legt namelijk suidas Chemie uit), dus schatten te verzamelen en daardoor oproerig te worden, te ontnemen. Gibbon erkent, dat dit aan een' zoo wijzen heerscher niet invallen kon, en ook was eene vernietiging der Boeken niet het regte doelmiddel. Gibbon dus schreef in zijne Geschiedenis van het verval des Roomschen Rijks hem den grond toe, dat hij niet gewild heeft, dat bedriegers, door de voorgewende kunst om edele metalen te bereiden, ligtgeloovige menschen misleidden. Mij, evenwel, komt het, na een nader onderzoek van de geheele
| |
| |
geschiedenis, als een sprookje voor. Suidas zelfs volgde niet altijd de geloofwaardigste bronnen, en is ook misschien met vele bijvoegsels van anderen vermengd. Een bewijs van zijne vooringenomenheid door den geest der tijden, is, dat hij in het woord Δεϱας beweerde, dat het een Boek op eene huid of pergament geschreven, hetwelk de kunst door Chemie (χημια) goud te maken bevat hadde, dat van jason gehaalde gouden vlies geweest was, eene meening, welke eerst na de tijden van constantijn, den Grooten, opkwam, en dwaas genoeg was; want in jason's tijden waren de Grieken naauwelijks in staat om te lezen en in het algemeen half wilden, aan welke boeken en kunsten tevens vreemd waren. Ook heeft de geschiedenis der verbrande boeken, behalve suidas, zoo veel mij bekend is, alleen johannes antiochenus, een der ligtgeloovigste Schrijvers, waaruit suidas hetzelve wel mag getrokken hebben. Deze johannes leefde eerst omtrent het jaar 620, suidas naauwelijks voor de Xde Eeuw. Doch ik wil de geschiedenis niet geheel loochenen. Mij ten minste schijnt deze wetenschap, ofschoon haar oorsprong ouder zijn moge, om dezen tijd als wetenschap opgekomen te zijn, en, gelijk alle nieuwe, eenigen oplief gemaakt te hebben. De aan de oudere Grieksche Schrijvers pythagoras, democritus, plato, aristoteles en andere toegeschrevene Chemische werken zijn gewis onecht. Eerst met de zoogenaamde Nieuw-Platonische Philosophie schijnen zij mij toe opgekomen, ten minste eerst toen door de Grieken aangenomen te zijn. Ook wordt porphyrius als Chemisch Schrijver genoemd, (ofschoon de oudste, welke nog in de handschriften voorhanden zijn, zoo veel ons bekend is,
zosimus is). De Nieuw-Platonische Philosophie ontstond echter omtrent het jaar 230 na christus geboorte, daar zij door ammonius sakkas te Alexandrie geleerd werd. Porphyrius stierf in het jaar 304 en had ook te Rome onderwezen.
Bij de afleiding van het woord Chemie of Chymie heeft men 4 a 5 talen doorzocht. De afleidingen uit het Grieksche zijn deels ongegrond, deels geheel dom.
Zosimus leidde den oorsprong van Chemie en derzelver naam uit een gezegde af; hij noemde zijn Boek Imuth. Deze Imuth werd in een ander werk als
| |
| |
moeder van asclepias opgegeven. Scaliger meende zelfs, dat de Egyptenaren de Chemie Imuth genoemd hadden. Waarschijnlijk schreven zij aan haar alleen de uitvinding toe, of aan haren zoon. Konring meent, dat zij welligt ook de vrouw was, aan welke alleen of voornamelijk door de Engelen deze kunst medegedeeld werd.
Eenige leiden het woord Chemie af van Chemi (χημι), de oude benaming van Egypte, zoo als plutarchus in Isis en Osiris betuigt. Daar Egypte, zegt hij, grootendeels zwartgrondig is, gelijk het zwarte van het oog, noemen zij het Chemia (χημια). Dat Egypte Chemi heet, bevestigt een te Rosette gevonden Egyptisch, met eene Grieksche overzetting voorzien en door akerblad verklaard, opschrift, waarin Chemie door Αιγυπτος vertaald wordt. Zoo heet Psalm CV: 23, 27 Egypte het land Ham - door de LXX Cham vertaald; hetzelfde vindt men Psalm CVI: 22, ook Psalm LXXVIII: 51. In Genesis, waar zelfs de aardsbeschrijving volgens de Oud-Arabische wijze genealogisch behandeld is, worden alle landen ten zuidwesten van Assur, aan cham of ham toegekend, namelijk Egypte, Arabië en Babylon, benevens Palestina. A en e zijn toch verwandte klanken. Hierom ware Chemie zoo veel als eene Egyptische kunst, van welke meening ook konring is, en mij het waarschijnlijkste toeschijnt, ook zwarte kunst, kunst van het verborgene, dewijl, volgens plutarchus, het zwarte van het oog Chemia heet, en dit zinnebeeldig het verborgene aanduidt, en deze wetenschap het verborgene openbaart, of, volgens andere, diep verborgen en heimelijk gedreven werd. Bijna even zoo waarschijnlijk is de door bochart bijgebragte meening van het Arabische wortelwoord Chema, welk woord verbergen beteekenen zou, wijl de wetenschap te voren ten minste heimelijk gedreven werd, of dewijl zij de geheimen der Natuur ontwikkelt. De afleidingen uit het Arabische verkrijgen eenige
begunstiging, daar een zoo oude Schrijver als julius maternus firmikus Alchimia heeft. Doch ik houde de afleiding, waarnaar Chemie, Egyptische kunst, voor de waarschijnlijkste.
Dilherr leidde Chemie van het Arabische wortelwoord Chama, verbranden, of (naar hem) door
| |
| |
vuur beproeven af. Dan ware het zoo veel als vuurkunst of vuurproef-kunst; dan alles tot vuur-arbeid te brengen, schijnt mij bij de oudste Chemici niet gebruikelijk geweest te zijn.
Na al deze afleidingen, alsook op het gezag der Grieksche Schrijvers, moet men Chemie, en niet Chymie, schrijven.
Die afleidingen, waaronder ik aan de eerste (Egyptische kunst) den voorrang geve, en waarvan mij de derde het minste bevalt, hebben ten minste iets, waarop zij steunen, doch niet de volgende hier enkel kort bijgebragt.
1) Van Kimya, hetwelk in het Arabische oven beteekenen zou; welligt dus verwant met dilherr's Chama. 2) Van cham, noach's zoon. - Beide meeningen brengt teichmeijer bij. 3) Van het Hebreeuwsche wortelwoord Chema, hetwelk vigani (bij teichmeijer) sidus calidum warm gesternte vertaald. 4) Van eenen Egyptischen Profeet, chimes (χιμης), door eenige nieuwe, volgens konring, valschelijk chemes (χημες) genaamd. 5) Uit het Grieksche van Chymos (χυμος) sap. 6) Uit hetzelfde van Cheein (χεειν) gieten, vloeibaar maken, smelten. 7) Uit hetzelfde van Alkimos (αλκιμοαλκιμος), sterk, van Alke (αλκη), sterkte. Men verklaarde Alchemie als Alkimie, de sterke kunst, dewijl zij alles vernietigen kan. Suidas (Χημεια, Ζωσιμος, Αλεξανδϱιευς και Δεϱας) hermanni conringii, L. 2. de Hermetica medicina ed. 1ma 1648. ed. 2da anctior 1668 c. Apologetico contra borrichium. 1669. Helmstadii 4. olai borrichii de ortu et progressu chemioe dissertatio Hafn. 1668. 4.
ejusque Hermetis sapientia contra conringium 1666 ib. 4. (Konring verbindt onzijdigheid met waarnemingsgeest, daar borrichius met het vuur van partijschap, niet zonder drift en onregt, schrijft.) Zosimus apud Josephum scaligerum in Notis ad Groeca Eusebiana. Bergmanni opuscula physico - chem. Vol. IV. Herm. boerhave Elem. Chem. Lips. 1732. Teichmeijeri Elementa Chemioe. Hoe, echter, als Chemie geheel Oost-Aziatische (Indische of Chinesche) oorsprong ware? Ten minste schijnt zij het in een der beide hoofdstammen der voormalige Alchemie (Universeel geneesmiddel en goudmakerij) te zijn; want reeds aan den Chineschen Heerscher venti uit het
| |
| |
geslacht van han, welke 157 jaren voor christus geboorte stierf, werd door een' Bedrieger de drank der onsterselijkheid toegereikt, en naderhand hebben verscheidene Heerschers over China zich door deze dwaasheid laten verleiden, niettegenstaande zij alle gestorven zijn. Echter schijnt deze uitvinding mij van buiten, welligt uit Indie, vanwaar ook de Godenleer Foes naar China kwam, gekomen te zijn. Z. halde Description de la Chine. 1735. Fol. Haye 1736. 4o. De kunst om goud te maken daarentegen schijnt niet ver van het westelijk gedeelte van Azië en Egypte gekomen te zijn. Het zij nu dan zoo als het wil, Chemie is ten opzigte zijner afleiding een niet naauwkeurig te bepalen woord, en de hedendaagsche Scheikunde is iets geheel anders dan de oude Chemie, welke metalen veranderen en eene onsterfelijkheidsdrank bereiden wilde, ofschoon deze uit dien stam ontstaan is. |
|