Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVredesgezindheid en verzoenlijkheid.Deze geschiedenis is te Ziccaro in Corsica bij de bron van het Graafschap Frasle voorgevallen, welke een eeuwig gedenkteeken van dezelve zal blijven. Zeker inwoner uit Ziccaro rustte met drie zijner bloedverwanten bij deze bron, toen de moordenaar van een zijner zonen, en die slechts hem bekend was, onverwacht op dezelfde plaats kwam. Hij sprak hem vriendelijk aan en noodigde hem, om dee aan hunne verfrisschingen te nemen. Bij deze uitnoodiging, die de ander voor een' valstrik hield, stolde van schrik het bloed in al zijne aderen. Ondertusschen moest hij ze aannemen, dewijl hij geen middel zag, om te ontkomen. Zij aten beide; maar met een geheel ver- | |
[pagina 476]
| |
schillend gevoel. De een was in de uiterste bekommering, en meende, dat het einde zijns levens zeer nabij was; de ander, die met eene verhevene daad zwanger ging, vertoonde eene opgeruimdheid, die slechts de uitoefening van deugd kenbaar maakt. Na het eten verlieten de inwoners van Ziccaro zijn gezelschap en hij bleef met zijnen vijand alleen. ‘Uw leven,’ dus sprak hij hem aan, ‘is in mijne magt, ik kon het u op staande voet ontnemen en mij over den dood mijns zoons wreken. Gij hebt mij vele tranen gekost, jammer en weeklagten in mijne familie gebragt; doch ik wil al dit lijden vergeten, dat ik om uwentwil uitstond; beloof mij slechts, dat gij ook uwe vijanden zoo goed zult behandelen, als ik u behandel, en overtuigd te zijn, dat vergeving veel roemrijker en zoeter is, dan zich te wreken!’ Met deze woorden omarmde hij hem, en verliet zijnen vijand, onbewegelijk van bewondering en verbazingGa naar voetnoot(*). Toen hij weder bij zijne drie bloedverwanten kwam, zeide hij: ‘de man, die met ons at, is de moordenaar mijns zoons; ik heb hem vergeven en zijn leven verschoond, dat in mijne handen was. Volgt mijn voorbeeld, en doet hem nooit iets lijden, wat mij de vreugde verbitteren kon, van eene schoone daad volbragt te hebben.’ |
|