Over de geschenken aan dienstboden.
Veel schadelijks is in onze tijden uitgeroeid geworden; er blijft evenwel, helaas! nog veel overig, dat insgelijks, ter verligting van ons huisselijk en gezellig leven, moest afgeschaft worden, en dat enkel om die reden nog gebleven is, dewijl het aan algemeenheid ontbreekt, en dewijl niemand, zoo als het spreekwoord zegt, de kat de bel wil aanhangen. Bij voorbeeld, de drinkpenning aan dienstboden. Men bezoekt eenen goeden vriend, broeder, zwager, oom, enz., en blijft bij hem overnachten. Men laat zich mogelijk de schoenen of laarzen schoonmaken, den rok uitkloppen of een glas water toereiken, en daarvoor moet dan, volgens rang en staat, een geschenk aan de dienstboden gegeven worden. - De drinkpenning mag zoo klein zijn, als hij wil, het is in der daad weggeworpen geld, en maakt, als men in een jaar verscheidene zulke bezoeken aflegt, en daarbij, gebruikelijker wijze, telkens zijne milde hand opendoet, reeds een aardig sommetje uit. Doorgaans wordt het geld ook juist niet prijzenswaardig aangewend. Ligt gewonnen, ligt verronnen. Ijdele pronk, snoeperijen, bezoek van slechte huizen, spel en dans, zijn de gewoonlijke uitwerkingen daarvan.
In onze tijden, in welke het geven enkel daar alsdan kan plaats hebben en moet, waar de menschenliefde het als pligt gebiedt, en in welke men onnutte geschenken, welke enkel aan de Godin der mode en der gewoonte opgeofferd worden, uit ligt te begrijpene gronden geheel afschaffen zoude, - moest dan ook de drinkpenning aan dienstboden vervallen. Dit kon zeer ligt bewerkstelligd worden. - Iemand, die eenen knecht of eene meid huurt, moest slechts aan de zich bij hen verhurende bedienden bepaald mede bedingen: drinkpenningen van vreemden worden door-