evenwel het kind naar school gebragt, waar eene slechts wat strenge straf plaats heeft, met welke gewaarwordingen zal het dan den tweeden morgen de school bezoeken. Zeker nog angstiger dan den eersten, en de Meester zal te vergeefs het vertrouwen van het kind wenschen. - Zoo nadeelig het is, de kinderen met de school te dreigen, even zoo verkeerd is het ook, hun den vader vreesselijk voor te stellen. ‘Weest toch stil,’ - hoorde ik dikwijls aan een kind zeggen - ‘anders gebruikt vader de roede!’ enz. Als den besten vriend, weldoener en leidsman moest dezelve den kinderen voorgesteld worden, zoodat zij uit liefde tot hem gehoorzaam zijn, en niet uit vrees. - Weest voorzigtig, gij Moeders! in de keuze der middelen, waardoor gij uwe kinderen van het kwade afhouden wilt; zegt hun toch, dat gij hen niet meer kondet lief hebben, als zij ongehoorzaam waren; dat zal bij den tot nu toe goedopgevoede kinderen onschadelijker werken, dan gene dwaze bedreigingen. Stelt hun het schoolgaan als belooning en niet als straf voor; dan zult gij veel vroeger, dan anders, met blijdschap zeggen kunnen: voor onze kinderen is niets liever, dan de school.