overwinnen, doch altijd vruchteloos; dat hij honderdmaal zich zelven gezegd had alles wat men hem in zulk een geval zou kunnen voorhouden - den eerbied voor eenen Vader en Koning, van wien hij teederlijk bemind werd; de schande eener verbodene liefde, strijdig met alle regelen van welvoegelijkheid en eerbaarheid; de dwaasheid van een voornemen, hetwelk hij niet konde, en ook niet moest willen volbrengen - maar dat zijne rede, verbijsterd, en tot één voorwerp bepaald, nergens naar luisterde. Dat hij, om zich te straffen over eene begeerlijkheid, die in zeker opzigt gedwongen, maar nogtans misdadig was, besloten had, zijn leven allengs uit te blusschen, door de zorg voor zijn ligchaam te laten varen, en zich van het gebruiken van voedsel te onthouden.
Het was veel, tot den oorsprong der kwale doorgedrongen te zijn, maar het moeijelijkste bleef nog overig, namelijk, een hulpmiddel tegen dezelve te vinden. Hoe konde men zulk eenen voorslag doen aan eenen Vader en Koning? - De eerstemaal dat seleucus naar den toestand van zijnen zoon vraagde, antwoorde herasistratus, dat zijne kwaal hulpeloos was, omdat ze ontstond uit eene verborgene liefdedrift, welke niet voldaan kon worden, dewijl hij eene vrouw beminde, die hij niet konde bekomen. De Vader, ontsteld en bedroefd op dit antwoord, vraagde, waarom hij de vrouw, die hij beminde, niet krijgen konde? ‘Omdat het de mijne is,’ zeide de Geneesheer, ‘en dat ik ze hem niet geven zal.’ - ‘Zoudt gij ze niet afstaan,’ hernam de Vorst, ‘om het leven van eenen Zoon, dien ik zoo teeder bemin, te behouden!’ - ‘Is dat de vriendschap, Heer, die gij voor mij hebt?’ hervatte de Geneesheer; ‘stel u, bid ik, voor een' oogenblik in mijne plaats, zoudt gij stratonice hem afstaan? En indien gij, als zijn Vader, daartoe niet verstaan zoudt ter liesde van eenen Zoon, die u zoo waard is, hoe kunt gij dan gelooven dat een ander het zal doen?’ - ‘Ach! gave god,’ riep seleucus uit, ‘dat de genezing van mijnen Zoon slechts van mijne toestemming afhing! ik stond hem van ganscher harte stratonice, en zelfs het Rijk af.’ - ‘Welaan,’ zeide herasistratus, ‘het geneesmiddel is in uwe hand; het is stratonice, die