groot Man. Ware hij een Prins geboren geweest, hij zou waarschijnlijk een duister voorwerp geweest zijn. Alie gunstige omstandigheden liepen te zamen, om hem te vormen. Eerst verkreeg hij die schatbare gronden, waarop uwe voorvaders zulk een' hoogen prijs stelden - een gezond en sterk ligchaam. De weelde, derhalve, werd van zijne geboorte af aan, hem vreemd gehouden. Nooit was hij omringd door eenen drom van slaven, die, op zijne wenken passende, zich vereerd rekenden zijne grilligheden te gehoorzamen. Men gaf hem te verstaan, dat hij een mensch was; en het lot der menschen, de hebbeiijkheid van rampspoeden te bestrijden, was de eerste les die hij ontving. Loopen, muzijk, en krijgsmans oefeningen, werden hem eerst voorgeschreven, om zijne krachten te ontwikkelen. Hij werd vaak met stof bedekt, in hetzelfde Veld van Mars, waar uwe scipioos, uwe mariussen, en uwe pompejussen zich pleegden te oefenen. Dit gedeelte der opvoeding, Romeinen, moet ik vermelden, omdat het bij u in onbruik begint te geraken, omdat het schijnt plaats te willen maken voor de zeden der Oostersche Natien, onder welke de weelde en traagheid den mensch, van zijne geboorte af aan, verlagen, en waar de geest ontzenuwd wordt, eer hij het vermogen heeft om zijnen stand te kennen. Romeinen, zij die u vleijen, beleedigen u; het is alleen door u de waarheid te zeggen, dat onze achting jegens u betoond kan worden. - Maar indien zijne opvoeding hierbij opgehouden hadde, marcus aurelius ware niets meer dan een gemeen krijgsknecht geweest; thans moesten er eenige wetenschappen bij komen, om den Man te volmaken. De Taal van plato werd hem, allereerst, zoo gemeenzaam als zijne eigene. De Welsprekendheid leerde hem, vervolgens, hoe hij zijne rede tot de menschen moest inrigten. Daarna onderwees hem de Geschiedenis, hoe hij over hen moest oordeelen. De
Wetten dienden, voorts, om hem met de gronden der Regering bekend te maken; verschillende Wetboeken en Staatsregelingen werden hem voorgelegd, om met elkander te vergelijken. Eene strenge tucht maakte al vroeg zijne kindschheid gemeenzaam met de nijverheid, ofschoon verwant met den Beheerscher der Wereld.’