vooral tot haren zetel had, kan daarvan sprekende getuigenis dragen. Het keurig uitgevoerde Werk van den kundigen Heere jan kops, onder den naam van Flora Batava bekend, wat de kleuring aangaat, mede eene vrucht van het kunstvermogen des Heeren sepp, mogen wij, als een hedendaagsch bewijs, er wel nevens voegen.
Gelijk, in het algemeen, in het rijk der planten, zoo ontmoet men bij de bloemen somtijds verschijnsels, die, hoewel niet onbevallig voor het oog, nogtans als spelingen der Natuur, en aswijkingen van haren gewonen loop mogen beschouwd worden. Proliferatie wordt dezelve bij de Bloemkundigen genoemd, en geest Dr. hill daarvan het volgende berigt: ‘Prolifererende of uit elkander groeijende Bloemen (schrijst hij) worden dezulke genoemd, bij dewelke eene tweede, met eenen nieuwen Steel uit het midden der eerste, en somtijds eene derde uit het midden der tweede Bloem, te voorschijn komt. Alle zoodanige proliferende of uit elkander groeijende Bloemen (zoo gaat hij voort) zijn toevallig, 'er is geene soort, welke natuurlijker wijze, of bestendig in die gedaante voortkomt; zij zijn afwijkingen van den gewonen staat der natuur, alleen veroorzaakt door eene bijzondere aankweeking, en zijn gemeenlijk het gevolg van eene bijzondere zorg en oppassing. Het gebeurt somtijds dat eene geslotene Bloem, eene andere uitdrijft, doch dit geschiedt geenszins naar den regel der proliferatie of uiteengroeijing, maar op eene andere wijze; zulke nieuwe Bloemen komen niet voort uit het middenpunt van eene andere, maar zijn rondom den kant derzelve geplaatst. De Maagdenlief met jongen, (voegt de Doctor er nevens) en de Goudsbloem met kinderen, zijn hiervan bekende bewijzen.’
Hoewel nu de proliferatie of uiteengroeijing eene afwijking van de gewone werking der Natuur is, meent, echter, Dr. hill, dat dezelve aan vaste regels kan onderworpen worden. ‘Indien de Natuurkundige (merkt hij aan) de natuur in de(n) voortgang van zulk eene(n) overvloedige(n) wasdom slechts zoekt op te sporen; en wanneer de Hovenier zorgvuldig