aanvoeren van die kundigheden bij het schrijven over eenig onderwerp is toch eene werking, die meer dan geheugen, die oordeel en vernuft aanduidt, en hoe strookt dit dan met het ideaal van des Auteurs jongen reiziger? Ja, hoe laat zich al die geleerdheid zelve overeenbrengen met hetgeen de held van zich zelven zegt, Bladz. 33, dat hij vele boeken inzag, sommige doorbladerde, maar zeer weinige las? En diezelfde jonge Heer evenwel weet, zoodra hij den Mijlpaal aan den Amstel ziet, van de Egyptische Pyramiden uit thevenot mede te praten!
Hier en daar hebben wij ook trekken van valsch vernuft gevonden. Daarvoor toch houden wij, hetgeen de reiziger verhaalt wegens het openbaar Kerkgebed voor hem, als voor iemand, die op eene lange en gevaarvolle reis ging, door zijne Moeder bezorgd, Bladz. 38, 39; de afwisselende benamingen van Meelvermorsser, Kopdraaijer, Windvriend, enz. aan een Molenaarsbaas, Hoofdst. IX, gegeven; gelijk ook dezen trek, Bladz. 62, ‘die, volgens het geen hij mij zelf verhaalde, sints twintig jaren, dat hij heeft gevaren, nog nimmer verdronken is;’ en Bladz. 71 het idee des reizigers, dat het beter ware, de boomen, waarmede de schippers hun vaartuig voortstuwen, in dat vaartuig zelve, dan in het losse water te zetten; en Bladz. 77 zijn verzekerd geloof, dat de schepen elders zoowel op het land als over het water varen, enz. - Neen, waarlijk, zulke ongerijmde zotten geeft de Natuur in een beschaafd Christenland niet! Hun ideaal kan niemand eenig vermaak geven.
Behoudens deze wezenlijke gebreken, bevat echter dit Werkje eene menigte van geestige schoonheden in zijne soort, en is hetzelve geschreven door iemand van kunde, geestige luim, en van goeden aanleg, om zich in dit schaars beoefend vak te volmaken, waartoe wij hem, mits de noodige aesthetische kieschheid in acht nemende, opregtelijk aanmoedigen.
In plaats van een proefje, waartoe te veel plaats zou noodig zijn, deelen wij, na nog gezegd te hebben, dat een naïf karikatuurplaatje het eerste ongeluk, in de toeslede met een ossenkop den reiziger bejegend, af beeldt, de titels der Hoofdstukken alleen mede. Hoofdst, 1. Waarmede dit boek begint. 2.