den, en mogen als zoo vele voldingende bewijzen, voor de zaak, tot welker verdediging derzelver Schrijvers de pen gevoerd hebben, worden aangemerkt. Iets, echter, ontbrak er aan die Schriften. Daar de Koepokinenting, tot nog toe, den meesten tegenstand heeft ontmoet, is voor de lagere, en die wel de talrijkste, volksklasse, in wier handen de eenigzins uitgewerkte en eenigermate in een' geleerden stijl geschrevene Werken niet vallen; van hoedanigen aard verre de meeste Schriften zijn, ter aanprijzing der
Vaccinatie, tot nog toe, niets in het licht gegeven.
Uit het tot hiertoe geschrevene is de gezindheid des Recensents, aangaande de nieuwe wijze van Inenting, blijkbaar genoeg, om zijne gezindheid omtrent het hier aangekondigde Werkje, bij voorraad, te doen vermoeden. De Eerw. floh, een man, zoowel van de zijde van zijn menschlievend hart, als van zijn gezond oordeel en geoefend verstand, bij zeer velen bekend, voert hier de pen, niet in eenen lagen of slordigen, maar in eenen bevattelijken volksstijl. In zijne hoedanigheid van Schoolopziener opgemerkt hebbende, hoe zeer de weldadige Vaccinatie, onder den, dus genoemden, gemeenen man, gelijk elders, zoo ook in zijn gewest, verwaarloosd werd, beving een edel mededoogen zijn gevoelig hart, en deed hem te rade worden, om, op zijne wijze, de Jenneriaansche aankondiging te doen bekend worden en aan te prijzen. Zijn Eerw. heeft daartoe verkozen den vorm van Zamenspraken, waarin een Predikant, een Pastoor, een Rigter, nevens den Landman houvast, en deszelfs vrouw elsje, het woord voeren. De laatsten worden hier voorgesteld als tegen de Koepokinenting zeer sterk ingenomen, zoo op gronden eener dus genoemde ondervinding, waaruit, zoo niet de schadelijkheid, immers de nutteloosheid van het aangeprezene middel zoude blijken, als uit Zedelijke en Godsdienstige beginselen. Uit al deze onderscheidene oogpunten wordt hier de Koepokinenting beschouwd, en het nietige der zwarigheden, welke daartegen worden ingebragt, met zoo veel duidelijkheid en kracht aangetoond, dat, naar ons inzien, de goede zaak der Koepokinenting, zoo goed als voldongen mag beschouwd worden. Bijzonderheden aan te voeren, wa-