zelver bijeentelling, aftrekking, en in de betrekking der produkten, welke daaruit te voorschijn komen, zoo zonderling, dat deze onderlinge betrekkingen der getallen voorzeker aanleiding zullen gegeven hebben, om dergelijke tafelen, waarop de getallen met elkander in betrekking gesteld worden, Toovervierkanten, Toovercirkels, Tooverhoeken te noemen; alhoewel men bij deze (zeer onwijsgeerige) benaming volstrekt aan geenerlei onnatuurlijk of bovennatuurlijk geheim te denken hebbe. Men noemt deze soort van Arithmetische figuren daarom wel eens Toovervierkanten, Tooverhoeken, wijl men in de blinde en duistere bijgeloovige eeuwen, met zoodanige figuren, eenige bovennatuurlijke uitwerkingen meende te kunnen daarstellen. Deze figuren zijn slechts enkel Arithmetisch, en kunnen van grooten dienst zijn, 1o. om door middel derzelve, op de gemakkelijkste wijze, weegkunstige berekeningen te doen, bij voorb. om een schip, schuit, of welk andere bodem het ook wezen moge, in een volmaakt evenwigt met verschillende soorten van gewigten te beladen, en 2o. om jonge lief hebbers der Rekenkunde in het optellen of adderen eenige aangename en leerzame uitspanning te verschaffen: te welken einde men deze Arithmetische figuren, met een nuttig gevolg, ook als prijzen op de Leerscholen zoude kunnen bezigen.
De Uitvinder derzelve is de in het vak van Wisen Rekenkunde zeer beroemde Heer h. van dooren, te Breda; welke 300 Exemplaren van dezen Negentienhoek, met deszelfs afzonderlijke papieren doorgehakte concellatien, tot eene proeve, uit eenen grooteren voorraad van dergelijke door hem nieuw uitgevondene cirkels, vierkanten, parallelogrammen en ruiten, aanbiedt. Zijnde de prijs van dezen dubbelen Negentienhoek op veertien stuiv. gesteld en die der zes concellatien op zeven stuiv. En dus het eene bij het andere à een en twintig stuiv. alom te bekomen.