vers is, dat het hem, als niet gewoon zijnde in het vak van geleerde Oudheidkunde te schrijven, wijl zijn beroep daar geene regtstreeksche aanleiding toe geeft, moeijelijk gevallen is, om deze verscheidene uittreksels in een geschikt verband bijeen te plaatsen; en zekerlijk zoude er ook op den stijl van dit Werkje wel eenige aanmerkingen te maken zijn; bijaldien het als een Letterkundig Stuk voorkwame; doch daar hier een Kunstenaar over zijne kunst spreekt, die met de Letterkunde in geen onmiddellijk verband staat, kan men het hem wel ten goede houden, dat hij zich meer op zaken, dan wel op woorden toegelegd hebbe.
En, in der daad, zij, die het Werk van den Hoogleeraar s. van til, betiteld: Dicht- Zang- en Speelkunst zoo der Ouden als bijzonder der Hebreen, en eenige Latijnsche Schrijveren, als zijn: polydorus virgilius, cassiodorus, bulengerus, barleus, isaak vossius, en anderen, niet kennen, of niet gelezen hebben, zullen hier veel merkwaardigs omtrent den oorsprong en het eerste gebruik der Wind- en Water-Orgelen aantreffen.
Voorts handelt de Schrijver, in het Tweede en volgende Hoofdstukken, over de voortreffelijkheid der Orgelen in het algemeen en de hoedanigheid der alleroudste Orgelen in het bijzonder, en van de uitvindingen tot verbetering derzelve, welke hij insgelijks met de getuigenis van verscheidene Schrijvers bevestigt; besluitende zijn Werkje, dat in negen Hoofdstukken verdeeld is, eindelijk met zeer nuttige aanmerkingen over de bewaring en instandhouding van een Orgel.
Wij kunnen het derhalve aan al wie eenige inlichting in de Historie der Orgels begeeren, en inzonderheid aan alle Organisten, met nadruk, als zeer leer zaam, en zelfs voor laatstgenoemden als onmisbaar, aanprijzen.