men kan verschillende onderstellingen aannemen, volgens welke de gedaante eens vats, met eenig Wiskunstig ligchaam zal overeenkomen: naar eene meest ruwe onderstelling neemt men hiertoe eenen Cilinder, wiens basis tot middellijn heeft, de rekenkunstig middenevenredige tusschen-lijn tusschen de spons en bodemsdiepte; - dit geeft den inhoud te klein, nader komt men met de basis des Cilinders, midden evenredig tusschen die beide te stellen.
Volgens eene derde onderstellin beschouwde men het vat als een' dubbelden geknotten kegel, wiens gemeene basis de cirkel der spons diepte is, deze geeft altijd den inhoud te klein. Naar eene vierde onderstelling, hebben de duigen de gedaante van eene der kegelsneden. Eenigen meenden dat eene bijzondere soort van lijnen, meest met de gedaante der duigen overeenkwam; de Ingenieur muller van Groningen, vond zulks naar zijne meening in den Conchois of Schulptrek, doch vergiste zich geweldig in zijne berekeningen. Lambert meende dat de keus der kromming voor de practijk van zeer weinig belang ware. - Naar de ontwikkeling der algemeene formule, voor den inhoud eens vats, toetst de Heer v. B. C. al de onderstellingen, en overweegt hare betrekkelijke waarde, ook die der Empyrische formulen, van camus, lulofs en andere. Mullers Conchoide verschilt praktisch onbeduidend van de andere kegelsneden. Het is jammer dat zijn werkje, schoon met eene fraaije voorrede van Prof. brugmans verrijkt, Wiskundig inderdaad paradox is, en dit te meer daar het ter aanfluiting van buitenlanders gestrekt heeft. - De Heer v. B.C. geeft eene nieuwe Empyrische formule, die vooral ook op de proeven van van straten, dien keurigen Amsterdamschen Wijnroeijer gebouwd, en voor de practijk zeer gemakkelijk is.