| |
Almanach der Musen en Gratiën, aan Vriendschap, Liefde en Kunst gewijd. 1811. Te Amsterdam, bij E. Maaskamp. De prijs is ƒ 2-8-:
Een zindelijke, fraai uitgevoerde Kunst-Almanak, die niet kwalijk voegt ter plaatsvervanging van het Tijdboekje, betiteld: Ernst en Boert voor de XIXe Eeuw; of Almanach van beschaafde Kundigheden, voor eemge jaren door den Heer fokke uitgegeven, doch welke toen wegens zijne kost aarheid heeft moeten gestaakt worden. Wij hopen niet, dat deze Almanak der Musen en Gratiën een dergelijk lot ondergaan moge.
Het voornaamste sieraad van dit Kunst-Zakboekje bestaat uit negen nieuw geïnventeerde en keurig bearbeide gravures, alle ontleend, zoo het schijnt, van oorspronkelijke stukken, door verschillende Fransche Kunstenaars en Kunstenaressen op de Tentoonstellingen te Parijs ingezonden; zij verbeelden de volgende onderwerpen: 1. Eene schoone, offerende aan Minerva, terwijl zij de list van Cupido, die achter
| |
| |
een' pilaar schuilt, om haar hart met zijnen pijl te treffen, niet schijnt te achten; door Mad. chaudet. Hierbij behoort een Dichtstukje. - 2. Eene groep, verbeeldende venus, bij hare ontwaking omringd door eenen Hofstoet van spelende Amors, die aan hare Fakkel ieder zijne toorts komen ontsteken, om zoo het geschapene op nieuw met de edelste natuurdrift te ontvonken; door Jufvr. maijer. Een gesprek, de Fakkel van venus getiteld, is hierbij gevoegd. - 3. Adonis door diana. bij venus ontdekt, vermoedelijk van dezelfde; met een Dichtstukje. - 4. Eene groep, verbeeldende melvina en hare gezellinnen, beweenende oscar, volgens ossian, door Mad. harvey; nevens haar Klaagzang in Poëtisch Proza. - 5. Mikon, (Mythe uit het Oud-Grieksche Herdersleven, naar geszner,) zijnde eene afbeelding van de Graftombe dezes geliefden Herders, waarbij twee andere Herders gezeten en met eene schoone vrouw in gesprek zijn, die hun de deugden van den hier rustenden mikon verhaalt; door guerin. - 6. Orfeus met zijne bruid euridice, zich in de gezangen zijner Goddelijke lier verlustigende, terwijl een adderbeet, haar onvoorziens toegebragt, weldra die bekoorlijke vreugde stoort, en beiden in bittere smarten dompelt, door ducis; met een Dichtstukje. - 7. Las casas, door een paar Indianen getroost, van hersent; nevens een levensberigt van denzelven ter opheldering. - 8. De grijze Tijd, uit het graf rijzende, om eenen doodelijk kranken als zijne
prooi te overweldigen, die echter, schoon reeds op één' voet in 't graf waggelende, zich nog aan de Godin der Gezondheid vasthoudt, welke hem uit hare borst poogt te drenken, terwijl zij de hoopgevende levenslamp nog voor hem in de hoogte houdt, door caraffe: eene treffende beeldspraak, fraai gevonden, en keurig, met de bijbehoorende attributs, uitgevoerd; waartoe het prozaisch stukje behoort: de Hoop verzelt den mensch tot in het graf. Alleen komen ons de vleugelen van den tijd wat al te groot en te lomp voor, zonder dat wij bepalen durven, of dit gebrek ook aan het oorspronkelijke, dan alleen aan den Heer van senus toebehoore, aan wien wij deze anders keurige Gravures te danken hebben. Eindelijk, 9.
| |
| |
Lucinde, haar Duifje beweenende, van Mad. chaudet, nevens een Dichtstukje, hierop slaande. - Vertoont zich in 't gelaat van dit meisje niet meer angst en spijt dan droefheid?
Wij danken den Heer M. voor eene onderneming, die ons, en onze schoonen inzonderheid, eenigzins met de nieuwste en beste stukken der Fransche Teeken- en Schilderkunst kan bekend maken; en aan den Graveur behoort den lof, dat zijn werk met het beste van dergelijke buitenlandsche Jaarboekjes kan wedijveren.
Minder belangrijk, schoon welgekozen en in hunne soort goed, zijn de overige stukjes in rijm en onrijm, hier geplaatst, als: anselmus en zelmire; De Suiker - Ahorn; De Broodboom; De Lucht; De Kropgans; De Spookheilige; De Blakworm; De Waterval van Niagara, - zijnde eenige bijzonderheden uit de Natuurlijke Historie. - Voorts, Graflied der Nadowessiër (s), volgens carver; Aan linnaeus (linneus), Aan Mejufser A... K... bij hare 20ste verjaring wat te laat begroet; Aan line, Dichtstuk; Aan rozemond, naar hooft; De Herinnering, naar holty; Aan amor, naar geszner; alle Dichtstukken. - Rhapsodiën, zijnde eenige Aardrijks-, Natuur- en Geschiedkundige merkwaardigheden; Zedelijke Grondregels, eenigermate in den smaak van kant; - en Anekdoten, meest alle bekend; doch onder welke men het levensberigt der beroemde francoise d'aubigne (de maintenon) nog altijd met genoegen herleest.
Tot een staaltje van Poëzij en der kleine Prosaïsche stukjes nemen wij over een gedeelte van
Orfeus en Euridice.
‘Ontroerd, verrukt en opgetogen
Door 't onbevlekt gevoel van 't godlijk minvermogen,
Ontvlood het liefdrijk Paar het woelig seestgeschal,
In 't lommer van 't geboomte, op 't veldtapijt gezeten,
Met een verteederd hart en onbevlekt geweten,
Mag 't hier zich zoo gelukkig heeten,
Als ooit een minnend Paar op aarde worden zal.
| |
| |
Hier vloeide 't hart van blijdschap over;
Beschaduwd door het groene lover,
Hief Orfeus zijn gezang met teedre ontroering aan:
Hij laat zijne Euridice hooren,
Hoe ze oog en zinnen kan bekooren,...
Hoe zij het blakend hart doet slaan.
Haar minnelijke bliz, van reine liefde zwanger,
Doet... woorden heeft zij niet... den opgetoogen zanger
Den toestand van haar' ziel verstaan.’
* * *
‘Maar kort is deze vreugd!... ô Stervling! zoek op aarde
Geen' kalmte, die u zelfs een God benijden zou:
Schat ge uw gelukstaat hoog in waarde,
Verwacht hem te eerder dan te wisslen met den rouw.’
‘Een Adder, in het gras gedoken,
Rekt zich nu schichtig uit zijn' wrong,
En treft, door 't scherp venijn in helsche woede ontstoken,
De luisterende Bruid met zijn' vergifte tong.
Nu wordt de galm der vreugdezangen
Door jammerenden rouw vervangen:
De treurende Orfeus kwijnt, met 't hoofd ter aard gebukt:
Ten toppunt van geluk gestegen,
Toen hij zijne Euridice als weèrhelft had verkregen,
Vermogt geen jammerstaat de droefheid op te wegen,
Die thans zijn ziel verslindt, nu ze aan hem wordt ontrukt.’
* * *
‘Gelieven, die, bij 't minzaam koozen,
Getooid met schoone lenteroozen,
Die als de zedige onschuld bloozen,
Uw heilstaat onverdelgbaar acht,...
Schuwt, schuwt... dit zij u aanbevolen!...
Den adder, die, in 't gras verscholen,
Uw blijdschap te verwoesten tracht!’
W.
en de volgende Anekdote:
‘De Kanadasche Wilden zijn zeer bijgeloovig omtrent hunne Droomen. Zij beschouwen die als
| |
| |
ingeving van hoogere Beschermgeesten, en dringen op dien grond derzelver vervulling.’
‘Zeker Opperhoofd der Mohawks-Indianen droomde menigmalen van Rum, Tabak, Kleederen en andere Behoeften meer, en gaf zulks aan den Heer Johnson te kennen, waarop dan doorgaans de inwilliging volgde.’
‘De gedurige herhaling dezer Droomen verveelde den Engelschman, en nu begon hij op zijne beurt ook te droomen. Op zekeren tijd zeide hij tot het Opperhoofd: “Hendrik! ik heb gedroomd, dat ik van den Mohawk eene streek lands tot een geschenk zal krijgen, om daarop een huis te bouwen.” - De Indiaan antwoordde al lagchende: “Broeder! als gij dit waarlijk gedroomd hebt, moet ik u zulks geven.” De Engelschman wees hem het voorwerp van zijnen droom en kreeg eene streek van het schoonste land langs de Mohawkrivier van negen mijlen ten geschenke, dat hij tot een treffelijk landgoed bereidde. De Indiaan, echter, liet op eenmaal zijne voormalige ingevingen varen, en gaf zulks op deze wijze te kennen: “Broeder! laat ons niet langer jegens elkanderen droomen; want het hoogste, dat ik bekomen heb, is een fraai kleed: gij daarentegen een zeer groot bed, waarop mijne Voorvaders dikwerf zeer gerust hebben geslapen.”’
Een ruim debiet, in zoo verre onze tijden zulks toelaten, stelle den Heer M. in staat, om deze onderneming, vooral door het geven van getrouwe nabeeldingen der voornaamste voortbrengselen van Fransche (en ook, bij gelegenheid, van Hollandsche) ten toon gestelde kunst, voort te zetten! |
|