om van gewaad te veranderen, vliegt naar de Opera. Hij neemt plaats aan den ingang van het Parterre, met oogmerk om op zijn gemak de vertooning van het stuk te kunnen bijwonen, zonder van iemand herkend te worden. Doch welhaast raakt hij over eene weluitgevoerde plaats in verrukking. Een oogenblik daarna raakt hij buiten zijn humeur over het gedruisch, welk er bij deze of gene brokken wordt gemaakt; scherp hekelt hij de misslagen der Zangers; het belang, welk hij er in stelt, allengskens toenemende, bevindt hij zich ongevoelig tot aan het Orchest genaderd, nu dit, dan iets anders binnensmonds mompelende. Hij helpt het Parterre aan 't lagchen, 't welk zich verwondert over en den gek steekt met het grappig voorkomen van het manneken, 't welk eene zoo vreemde vertooning maakt. Eindelijk is men tot het Air van Pedrillo gevorderd. De bestuurders van de Opera, 't zij dat zij eene verkeerde verdeeling gemaakt hadden, 't zij dat zij mozart wilden verbeteren, hadden aan de spelers van de tweede viool, bij de zoo dikmaals herhaalde woorden, Frisch zum Kampfe! enz. een Re dieze in plaats van een Re naturel gegeven. Thans kon mozart zich niet langer bedwingen; op een' heftigen toon roept hij uit: ‘Sakkerloot! speelt Re naturel!’ Dit roepen wekt de algemeene aandacht. Elkeen ziet hem aan; eenige Muzijkanten herkennen hem, en het geroep: ‘'t Is mozart!’ vliegt welhaast van oor tot oor door het Orchest. Eenige Acteurs, en vooral Mejuffrouw B., die de rol van Blonde speelde, willen niet meer ten tooneele verschijnen. In deze verwarring wendt zich de Directeur tot mozart, die zich straks bij de Tooneelspelers vervoegt. ‘Hoe, Mejuffrouw!’ zegt hij tot de Actrice: ‘gij bedenkt niet wat gij doet; gij hebt hemelsch gezongen. De
eerste maal, dat gij wederom zingt, zult gij het nog beter maken, omdat ik u onderrigt zal geven.’