| |
Trotschheid en verwaandheid met elkander vergeleken en van elkander onderscheiden.
(Uit de Elements of Selfknowledge van r.c. dallas, Esq.)
De twee Zielsgebreken, Trotschheid en Verwaandheid, schoon zeer op elkander gelijkende, als wijzigingen van bovenmatige Zelfwaardering, zijn echter, van naderbij bezien, in vele opzigten van elkander onderscheiden. Laten wij beproevén, deze Stelling uiteen te zetten en te bewijzen.
De Trotschaard is opregt en in den grond zijns harte overtuigd van zijne eigene meerderheid of uitstekendheid boven anderen; schoon het somtijds bezwaarlijk moge wezen, te ramen, op welk eenen grond die overtuiging ruste. Hij wenscht, dat gij hem in geen ander licht beschouwe, dan dat, waarin hij, zich in uwe omstandigheid verplaatsende, dadelijk zichzelven beschouwt. Hij vordert niets meer van u, dan 't geen hij regtmatig oordeelt. Indien gij hem niet hoogacht, gelijk hij zichzelven hoogacht, is hij meer beleedigd dan vernederd, en voelt dezelfde verontwaardigende gewaarwording, alsof hij eene dadelijke beleediging ondergaan had. Echter zal hij, alsdan, zich niet verwaardigen, de gronden van zijne eigene aanmatigingen bloot te leggen. Hij versmaadt het, naar uwe hoogachting te dingen. Hij gelaat zich zelfs, die
| |
| |
te versmaden, en tracht de hoogte, welke hij zich aangematigd heeft, te handhaven, niet zoo zeer door u zijne meerderheid, als wel door u uwe eigene minderheid te doen gevoelen. Hij schijnt te wenschen, niet zoo zeer uwe hoogachting voor hem op te wekken, als wel uwe zelfhoogachting te vernederen.
De Verwaande Man is niet opregt, en in den grond zijns harte is hij zelden overtuigd van die meerderheid, welke hij wenscht dat gij aan hem toeschrijft. Hij verlangt, dat gij hem beschouwt, omgeven met schitterender kleuren, dan die, waarin hij zichzelven, in uwen toestand verplaatst, beschouwt, en, veronderstellende dat gij weet alles wat hij weet, zichzelven kan beschouwen. Wanneer het derhalve blijkt, dat gij hem aanziet in een ander licht, en misschien in het regte, is hij meer vernederd dan beleedigd. De gronden van zijnen eisch op dat karakter, 't geen hij wenscht dat gij aan hem toekent, zoekt hij bij alle gelegenheden bloot te leggen, door de pralendste en onnoodigste ten toonspreiding van de goede hoedanigheden en verkregene kundigheden, welke hij in zekere mate bezit, en zelfs door het vertoon van een' ongegronden eisch op de zoodanige, welke hij geheel derft, of er slechts zoo weinig van heeft, dat het van een volstrekt gemis niets verschilt. Wel verre van uwe hoogachting te versmaden, stelt hij, bij aanhoudendheid, alles te werk om die te verwerven. Verre van te wenschen om uwe zelfhoogachting te vernederen, acht hij zich gelukkig die te mogen aankweeken, in hope dat gij op uwe beurt zijne eigene zult streelen. Hij vleit om gevleid te worden. Hij legt zich uit om te behagen, en tracht door beleefdheid en inschikkelijkheid u een goed gevoelen van hem af te pragchen; dit zelfs doet hij, bij wijlen, door het betoon van wezenlijk goede diensten, schoon dikwijls misschien met eene noodelooze gemaaktheid bewezen.
De Verwaande ziet, welk een ontzag wordt toegedragen aan Rang en Middelen, en wenscht zich 't zelve even zeer aan te matigen, als de achting, aan begaafdheden en deugden betoond. Zijne kleeding, zijn toestel, zijne levenswijze kondigen derhalve een hooger rang en grooter middelen aan, dan hij waarlijk bezit; en, om die zotte bedriegerij eenige weinige jaren vol te houden, als hij eerst op het tooneel der wereld verschijnt, dompelt hij zichzelven in armoede en verlegenheid, lang vóór dat de
| |
| |
oude dag kome, en hij het einde van 's levens loopbane bereike. Zoo lang hij echter de kosten tot deze treinhouding kan betalen, wordt zijne Verwaandheid gekitteld door het beschouwen van zichzelven, niet in het licht, in 't welk gij hem zoudt zien, indien gij wist al wat hij weet, maar in dat, waarin hij zich verbeeldt dat hij door zijne bekwaamheid u geleerd heeft hem te beschouwen. Van de begoochelingen der Verwaandheid is deze misschien de allergemeenste. - Vreemdelingen van geene beduidenis, die andere landen gaan bezoeken, of die, uit een afgelegen landgewest, de Hoofdstad van hun eigen Vaderland gaan bezigtigen, en er zich eene korte wijle ophouden, maken van dit vertoon veelvuldig gebruik. De dwaasheid van zulk een pogen, schoon altoos zeer groot en eenen verstandigen man onwaardig, kan nogtans in dit geval zoo groot niet wezen als bij andere gelegenheden. Is hun verblijf van korten duur, dan kunnen zij eene gansch ongevallige ontdekking ontgaan, en, na hunne Verwaandheid eenige weinige maanden of jaren in dezer voege botgevierd te hebben, naar huis keeren, en, door eene daar te werk gestelde spaarzaamheid, de gedane geldspilling weder boeten.
Zeldzaam kan de Trotschaard van de evengemelde dwaasheid beschuldigd worden. Het gevoel van zijne eigene waarde doet hem zorgvuldig letten op het bewaren van zijne onafhankelijkheid; en, wanneer zijne middelen niet groot zijn, zal hij, schoon in het uitwendige nimmer het welvoegelijke verwaarloozende, op spaarzaamheid in alle zijne uitgaven bedacht wezen. De vertoonmakende kosten eens Verwaanden staat hem ten uiterste tegen. Deze overtreft veelligt de zijne. Verontwaardiging welt bij hem op, daar hij zulk eene onbeschofte rang-aanmatiging aanschouwt; en hij spreekt er nimmer over, zonder des de hardste en strengste bewoordingen te bezigen.
De Trotsche Man vindt op verre na altoos geen gehoegen in het gezelschap van hem in rang gelijken, en veel min in dat zijner meerderen. Hij kan zijne hooge aanmatigingen niet afleggen, en de houding en gesprekken in zulk eene zameninge vermeesteren hem zoodanig, dat hij dezelve niet durft vertoonen. Hij neemt zijne toevlugt tot gezelschappen van eene mindere foort, voor welke hij weinig achting heeft, die hij uit eigene keuze niet zou zoeken, en welke hem geenszins aangenaam zijn; 't gezelschap van zijne minderen, van zijne vleijers
| |
| |
en afhangelingen. - Zeldzaam bezoekt hij zijne meerderen; doet hij zulks, het is veeleer om der wereld te toonen dat hij geregtigd is in dusdanig een' kring te verkeeren, dan om eenig zelfgenot of voldoening daaruit te rapen. Het staat met hem, te dezen aanzien, als Lord clarendon wegens den Graaf van arundel opteekent, dat hij nu en dan ten Hove ging, omdat hij daar een grooter man dan hij zelf kon aantreffen; doch dat hij er zich zelden vervoegde, dewijl hij er iemand vond, grooter dan hij zelf.
Geheel anders is het gelegen met den Verwaanden. Hij zoekt het bijwezen van zijne meerderen zoo zeer, als de Trotsche het schuwt. Hij schijnt te denken, dat hun luister een' glans verspreidt op de zoodanigen, die menigmalen in hunnen kring verkeeren. Hij haakt naar de Hoven der Vorsten en de Levés van aanzienlijke Staatsmannen; hij geeft zichzelven het air van iemand, die naar eerbevordering streeft, daar hij in de daad het veel grooter geluk bezit, indien hij het wist te smaken, van er geen ambtenaar te zijn. - Hij ziet zich gaarnë aan de tafel van Grooten en Aanzienlijken toegelaten, spreekt vaak van dat geluk, te pas of te onpas, en verheft hemelhoog bij anderen de gemeenzaamheid, waarmede hij aan zoodanige disschen vereerd wordt. - Zoo veel hun mogelijk is, houdt hij gezelschap met Lieden van Fatsoen, - met de zoodanigen, die verondersteld worden den meesten invloed op het invoeren van den heerschenden smaak te hebben, - met de geestigen, met de geleerden, met de bij 't volk meest gezienen. Hij vermijdt het gezelschap van zijne anderzins beste vrienden, wanneer de zoo zeer onzekere vloed van 's volks gunste in eenig opzigt aan 't ebben is. - Omtrent de zoodanigen, bij welken hij zichzelven wenscht aan te prijzen, is hij niet altoos zeer kiesch ten aanzien van de middelen, welke hij te dezen einde bezigt; noodelooze vertoonmaking, ongegronde aanmatigingen, stage toestemming, veelvuldige vleijerij, meestendeels van een' vrolijken en geestigen aard, en zelden de grove en lastige vleijerij van een' tafelschuimer. - De Trotschaard, in tegendeel, vleit nimmer, en is naauwelijks beleefd jegens iemand.
Niettegenstaande alle hare ongegronde aanmatigingen, is de Verwaandheid meest altoos eene levendige, vrolijke, en dikwijls goedaardige drift, - Trotschheid,
| |
| |
daarentegen, steeds van een' strengen en stroeven aard. Zelfs de valschheden van den Verwaanden zijn onschuldige valschheden, verzonnen om zichzelven te verheffen, niet om anderen te verlagen. Om den Trotschaard regt te laten wedervaren, moet men zeggen, dat hij zeer zelden tot de laagheid van valschheid zich vernedert; wanneer hij het nogtans doet, zijn de valschheden, welke hij pleegt, geenszins van eenen onschuldigen aard. Zij zijn alle boos, en bedoelen de vernedering van anderen. Hij is vol verontwaardiging, wegens de onregtmatige meerderheid, welke, zijns oordeels, aan hun wordt toegekend. Hij ziet hen aan met een boos en nijdig oog. Van hun sprekende, tracht hij, zoo veel hij kan, te verkleinen en te verminderen alle de gronden, op welke hunne meerderheid verondersteld wordt te rusten. Alle vertellingen, welke er loopen ten hunnen nadeele, schoon hij ze zelf zelden verzinne, gelooft hij met genoegen, en is verre van ongenegen om ze op te halen, somtijds met zekere mate van vergrooting. - De grootste onwaarheden uit den mond des Verwaanden zijn 't geen men grappige leugentjes noemt; dan de onwaaarheden van den Trotschen, wanneer hij zich verlaagt om valschheden uit te kramen, ziju alle van eenen veel snooder aard, en bedoelen regtstreeks anderen te benadeelen. |
|