Ongelijk aan dezen mijnen anders hooggeachten Vriend, wiens zwak mijne berisping niet ontgaat, gevoel en geniet ik alle de levendige indrukken, welke de Herfst aanbiedt, in eene groote verscheidenheid van woelige land- en veld-tooneelen, die elkander afwisselen en vervangen. - Ja, in den Winter zelfs vind ik, (om niet te reppen van de gelegenheden, welke dezelve tot gezellige vermaken biedt,) op een helderen dag, wanneer de laagzwevende zon ons bestraalt, groot genoegen in eene buiten-wandeling. Hetzelve moge, in vele opzigten, te kort schieten bij de voldoening, welke milder Saizoenen opleveren, die Wandeling schenkt eene rustigheid en kracht aan mijne ligchaamsgesteltenisse, en biedt mij eene menigte van voorwerpen, der aandacht waardig, aan, bijzonder geschikt, om, door derzelver tegenoverstelling en vergelijking met de vertooningen, welke andere Jaargetijden opleveren, ons te meer te treffen, en veelvuldige, voor verstand en hart geenszins onvruchtbare, vergelijkingen te maken.
In deze geestgesteltenisse nam ik een der heldere en schoone dagen, welken deze Winter aanbood, waar. Ik ging uit, om zoodanige schilderachtige vertooningen, als de Natuur mogt aanbieden, op te doen, of zulke menschen-karakters waar te nemen, als mij op den weg mogten ontmoeten.
't Is waar, in mijne ontmoetingen deed zich weinig op, 't geen, naar de algemeen aangenomene denkbeelden, bijzonder opmerkenswaardig was. Nogtans strekte mijne Wandeling tot onderhoud en leering: want er is niets vreemds of wonderbaars noodig, om op onzen redelijken geest te werken, en de aandacht te wekken en te vestigen van den opmerkenden en bespiegelenden Wandelaar, wien het om leering te doen is; geene zonderlinge lotgevallen of ontmoetingen worden er vereischt, om de bespiegeling gaande te maken en bezig te houden van hem, die smaak vindt in de beschouwing van de Werken der Natuur, en niet ongevoelig is voor de aandoeningen zijns harte, door zich aanbiedende voorwerpen opgewekt. Veeleer mag men vreemd vinden de onopmerkzaamheid op het leerzame, 't welk zoo vele ons omringende voorwerpen aanbieden, en, als om strijd, ons leering schenken.
Ik zette den voet niet buiten, of de, bij stilte, dikgevallen sneeuw, die over het rustend veld verspreid lag, en, als een wollen kleed, 't zelve tot een winterdeksel strekte, bepaalde mijne aandacht op de gunstige schikkingen der Nature, of liever der Voorzienigheid, om, door dit wonderbare middel, in den hard bevrozen grond, de kiemen der planten en gewassen te beschutten. - Bewondering en Dankbaarheid hielden mijnen geest bezig.
Wil de verbeelding zich, te harer voldoening, bezig hou-