Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1810
(1810)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe waarde, oudtijds in lang haar gesteld.(Uit alexander's History of Women.)
De Anglo-Saxen, Deenen en andere Noordsche Volken merkten het Haar aan als eene der grootste persoonlijke schoonheden, en wendden de uiterste zorgvuldigheid aan, om hetzelve ten voordeeligste te vertoonen. Jongedochters droegen het los, en lieten het in golvende lokken over hals en schouderen zwieren. In den echt getreden, hadden zij het haar eenigzins korter, bonden het op, en dekten het met eene muts, gemaakt naar de mode dier tijden; doch het haar geheel of zeer kort afgesneden te hebben, was eene schande van zulk eenen aard, dat het afsnijden des haars eene gepaste straffe voor eene Overspeelster geacht werd. In de middeleeuwen werd bij beide de Seksen zulk eene waardije op het Haar, en bovenal het loshangend haar, gesteld, dat de Kerkregelen het, als een stuk van vernedering en boetedoening, den Geestelijken voorschreven, het haar kort te dragen en de kruin te scheren, en dat zij, onder geen voorwendsel hoegenaamd, zouden pogen, het kaalgeschoren deel voor 't oog der wereld te bedekken. | |
[pagina 126]
| |
Velen der Geestelijken van die dagen, zich aan die uitzondering noode onderwerpende, dewijl dezelve hen zoo ligt kenbaar maakte en ontdekte, wanneer zij eenige van die dwaasheden of ongeregeldheden pleegden, waartoe de menschelijke natuur zoo ligt vervalt, poogden de menschen in 't algemeen diets te maken, dat lang haar te dragen zonde was. Onder deze bestrijders van lang haar stak uit st. wulstanGa naar voetnoot(*). Hij bestrafte, zegt william van malmsbury, de slechten van alle rangen, zonder onderscheid; doch hij was bijzonder streng omtrent de zoodanigen, die lange haren droegen. Wanneer een dier pronkeren met hun lang haar voor hem nederboog om zijnen zegen te ontvangen, sneed hij met een scherp pennemes, 't welk hij te dien einde bij zich droeg, hun een haarlok af; hen aanmanende, al het haar naar die mate, tot boetedoening voor hunne zonden, te korten. - Indien iemand weigerde aan dit bevel te gehoorzamen, sprak hij over hem de schrikkelijkste oordeelen uit. Zoo groot was echter de waardije, welke men te dien dage in lang haar stelde, dat velen zich liever de vervloekingen des Aartsbisschops getroostten, dan het haar naar zijnen gegeven maatstaf knipten. En zoo groot was de dwaasheid der Kerke en van dien Heilig in 't bijzonder, dat de schrikkelijkste oordeelen des Hemels werden aangekondigd aan velen, enkel omdat zij geene messen of scharen gebruikten, om een sieraad, door de Natuur geschonken, weg te nemen! |
|