De wijsgeerige danseresse.
Eene beroemde Italiaansche Danseresse, ten oogmerk hebbende in eene aanzienlijke Stad hare begaafdheden te vertoonen, schreef aan iemand daar ter stede, om haar een verblijf te bezorgen, voegende aan haren staat en beroemdheid. Bij hare komst zag de Dame, die dit bezorgd had, niets dan haren Persoon en twee Dienstboden, en vroeg daarop, wanneer zij haar goed verwachtte? Zij antwoordde lagchende: ‘Indien gij morgen bij mij wilt komen ontbijten, zult gij en allen, die gij verkiest mede te brengen, het zien; en ik beloof u, het is waardig om gezien te worden! het is eene soort van waar, die zeer wel aan den man wil.’
Nieuwsgierigheid bragt een aantal ten ontbijte; dit genuttigd hebbende, danste zij voor het gezelschap op eene allerverrukkendste wijze. ‘Dit,’ sprak zij, op hare beenen wijzende, ‘is al het goed, 't welk ik medegenomen heb; al het overige heb ik in de Alpen moeten achterlaten.’
Met de daad was haar, op den weg, alles ontnomen, en zij bezat niets dan hare begaafdheid in het dansen. Zij vond zich in hare verwachting niet bedrogen: want hare onnavolgbaar schoone uitvoering, gepaard met de opgeruimdheid, waarmede zij haar verlies droeg, volmaakt in den smaak van den ouden Wijsgeer, die zich beroemde al het zijne met zich te dragen, verschafte haar eene menigte begunstigers, wier edelmoedigheid haar weldra in staat stelde om als voorheen ten voorschijn te komen.