Dan, ondanks dat aantal, ondanks die magt, zou de Gezondheid nooit te ondergebragt zijn, indien hare Onderdanen het oor niet geleend hadden aan vredesvoorslagen van den vijand, welke den weg baanden tot ontbinding van het gelukkig Rijksbewind der Gezondheid.
Buitensporigheid bragt de krijgsmagt der Weelde te velde, en voerde het bevel over de voorhoede; Ziekte en Pijn waren in het midden geplaatst; Armoede en Trotschheid hadden het bevel over de beide vleugels; Berouw en Dood maakten de achterhoede uit.
Gezondheid stond aan de spits harer eigene bende; zij werd onderschraagd en geholpen door twee beroemde Amazonen, Kloek Beraad en Voorzigtigheid. Laatstgemelde voerde hare benden aan met zulk een wijs beleid, dat dezelve ondoordringbaar waren voor den vijand. De helmen en gemaliede kolders waren zoo stevig, dat alle de pijlen des vijands daarop, zonder te beschadigen, afschampten. Ook liep het Leger der Gezondheid geen gevaar van verrast te worden door een schielijk omtrekken: want de Voorzigtigheid had allerwegen wachttorens doen oprigten, van welke alle de bewegingen der vijanden konden gadegeslagen worden.
De strijd duurde lang, en de uitslag stond twijfelachtig, tot dat de vijand, geen kans ziende om gelukkig te slagen door het voortzetten der openbare vijandelijkheden, de toevlugt nam tot eene krijgslist.
De Weelde vaardigde Vermaak af als hare Gezante, om den zoen te treffen tusschen de strijdende partijen. Deze hoogstlistige beleester wist zich dermate in de gunst van de Onderdanen der Gezondheid in te dringen, en de zaden van teonvredenheid in hunne harten te zaaijen, dat zij langzamerhand werden overgehaald door hare vleijerijen en treken. In 't eerst begonnen zij te morren wegens de streng- en stiptheid der wetten hunner Koninginne; voorts verminderde hunne gehechtheid en trouwe, tot dat zij in 't einde openlijk opstonden en tot de Weelde overliepen.
Gezondheid, in dezer voege door hare Vijandin overwonnen, of liever laaghartig verlaten door de verraderij harer eigene Onderdanen, verliet deze Aarde, en werd, ten Hemel opgestegen, in den rang der Godinnen geplaatst. Van daar blijft zij nog hare weldaden uitstorten op de weinige uitgelezenen, die wijsselijk hun le-