we galerij liep er rondsom; slechts ééne deur had de Tempel; dit maakte denzelven zeer besloten, en veroorzaakte een volslagen gebrek aan frissche lucht; terwijl de zware wolken van oliedampen, uit de veelvuldige lampen opstijgende, gepaard met den reuk van gele bloemen, in groote menigte gestrooid voor den Afgod, mij bijkans wederhielden om verder binnen te treden.
Dan echter ingetreden zijnde, werd een gordijn, 't welk de Godheid verborg, weggeschoven, en de Gedaante van boodhoo, van eene reusachtige grootte, op de eene zijde in eene rustende gestalte liggende, deed zich op aan ons oog. Het hoofd lag op een kussen, door de eene hand ondersteund; de andere hand rustte op het ligchaam; de kleeding was zeer eenvoudig, sasfraankleurig, en dekte hem van den hals tot de hielen; het éénig sieraad was een eenvoudige gordelriem. Het Beeld was omtrent achttien voeten lang; de evenredigheden waren wel in acht genomen; of het van hout gemaakt of van eenig mengsel gegoten ware, kon ik niet ontdekken. De gelaatstrekken waren zacht en mild; het bovenste gedeelte des hoofds was geschilderd, om het haar te verbeelden; 't zelve bestond uit vele kleine krullen van eene zwarte kleur. - Dit was de groote Afgod dier plaatse; doch, op het naderen tot denzelven, dus in volle lengte op eene hoogte geplaatst, waar bloemen in menigte gestrooid waren en vele lampen brandden, ontdekte ik geene teekens van aanbidding of ontzag, door de Priesters aan dit Beeld betoond.
In een anderen hoek des Tempels deed zich eene kleiner Figuur op, met de beenen kruislings over elkander zittende op eene kaper - slang, wier uitgespreide kop het Beeld beschaduwde. Dezelfde kleeding en de eigenste rondheid der trekken wezen genoegzaam uit, dat ook boodhoo hier werd afgebeeld. - Eene vrouwelijke Gedaante van gewone grootte, betamelijk en niet onbevallig op dezelfde wijze gekleed, vertoonde zich, staande in eenen anderen hoek, eene lamp houdende in de uitgestrekte hand. - In een derden hoek stond eene mannelijke Figuur, welke men zeide dat vistnu verbeeldde. - In den vierden hoek ontdekten wij rama swamy, een donkerblaauw Beeld, onderscheiden te kennen aan het groot aantal handen, en de daarmede overeenstemmende Hindu-versierselen van armbanden, ringen en ketenen. Hoe het bijkwame, dat eene Gedaante, zoo geheel verschillende in kleeding en sieraden, hier plaats kreeg, kon ik, daar ons