Verhandeling over de (den) Oorsprong en (de) Aankweeking van Prolifererende of uit elkander(en) groeijende Bloemen, hoedanig men uit enkele dubbele en uit dubbele [prolifererende of uit elkander(en) groeijende Bloemen] trekken kan, door Doctor J. Hill. Uit het Engelsch, laatst uit het Hoogduitsch vertaald. Met 7 natuurlijk gekleurde Afbeeldingen. Te Amsterdam, bij J.C. Sepp en Zoon. 1810.
Deze omslagtige Titel behoort tot het Aanhangsel op een Werkje van Dr. hill, reeds eenige jaren geleden over de verdubbeling der Bloemen geschreven. Het betreft een zonderling verschijnsel, dat wij nu en dan in sommige Bloemen waarnemen, wanneer namelijk uit de eerste eene tweede met eenen nieuwen steel, en uit deze wederom eene derde te voorschijn komt. Min zeldzaam is zulks in de Ranonkels, zeldzamer in de Anemoon, het Nagelkruid, de Roos en den Angelier. Latere waarnemingen hebben zulks omtrent de Kamille bevestigd.
De Schrijver meent de reden dezer toevalligheid te vinden in een meer dan genoegzaam voedsel, waarbij de vleeschachtige zelfstandigheid de meeldraden uitdrijft, alzoo het bloemblad vormt, en de bast tot eenen nieuwen steel uitgroeit. Hoe zeer de Recensent deze oorzaak wel wil aannemen, twijfelt hij echter zeer, of des Schrijvers onderrigting tot verdubbeling der Bloemen, door kunstmesting, zoo als hij die opgeeft, wel zal dienen, om juist daardoor eene enkele, en veel meer eene dubbele uiteengroeijing te verwachten. Volgens des Recensents opmerking, moet de gesteldheid der lucht, de nabijheid van planten, die vaste lucht uitwasemen, de zeldzame Lente-regens, die zich slechts in kleine drupjes ontlasten, en bijzonderlijk de Dauw, daartoe voornamelijk medewerken.
Het Werkje is door voldoende Afbeeldingen opgehelderd.