tingen en gevolgd van vreesselijke omkeeringen, maar desniettemin door den Oppergebieder van alles wijsselijk bestierd, om daardoor een groot goed, waarbij het geheele menschdom het grootste belang had, toe te bereiden; - van het nog gewigtiger tijdperk der invoering van het Christendom, dat zich, in 't eerst, meer door verwarring en ellenden, dan door verlichting en vorderingen in beterschap, scheen te onderscheiden, en waardoor echter, in weerwil van die hevige schokken, welke onafscheidelijk waren van het verbreken van de magt der duisternis, het grootste en uitgestrektste geluk voor het menschdom is daargesteld; - van de eeuw der Hervorming, in welke ook de ontzettendste beroeringen en geweldenarijen de harten der vreedzame aardbewoners verschrikten, en de grootste verwarring en onrust algemeen was, en evenwel, door
Gods waakzame zorge, de herstelling van de waarde der menschelijke natuur, met de gelukkigste gevolgen, ondernomen, en het helder licht der eenvoudige waarheid als uit zijne schuilhoeken te voorschijn geroepen en wijd en zijd verspreid werd; en eindelijk van den tegenwoordigen tijd, waarin zoo veel gebeurt, dat elk verbaast, en velen het zoo bang maakt om het hart. De Eerw. hoekstra meent, dat wij even weinig van Gods liefde voor het heil der menschen, als van zijne hooge wijsheid, mogen vooronderstellen, dat, op alle die zware opofferingen, niet iets goeds en groots voor het menschdom zal volgen; terwijl de geschiedenis van vorige, niet minder onrustige tijden ons heeft geleerd, hoe de Voorzienigheid daarin de zaden van verbetering uitstrooide en toebereidde, waarvan, zoo niet de levende, althans de volgende geslachten kostbare vruchten konden inoogsten. Wij mogen dan de zoo gewigtige voorvallen van onzen tijd aanmerken als teekenen van een groot, en, in zijne gevolgen, heilrijk werk, dat door de hand der Almagt bestuurd wordt.
Op grond van deze beschouwingen, tracht de Leeraar, in de Toepassing, zijne Hoorders moed in het lijf te spreken. Wij houden den ganschen inhoud van deze, in een' deftigen en onopgesmukten stijl opgestelde, Leerrede, voor een woord op zijn' tijd, dat, wel behartigd zijnde, veel goeds zal kunnen stichten. Alleen hadden wij verlangd, dat er eenige meerdere melding ware gemaakt van Hem, wien alle magt gegeven is in den hemel en op de aarde, en van de hope, die het Christenhart mag voeden, dat ook de groote gebeurtenissen, die wij beleven, onder zijne