Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1810
(1810)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHandboek van den Christelijken Catholijken Godsdienst. Omzich zelven en anderen te onderwijzen. Door B. Overberg, Leeraar der Normaalschole te Munster. IIde Deel. Te Deventer, bij J.W. Robijns. In gr. 8vo. 592 Bl.Over den aanleg en geest van dit vrij omslagtig Handboek hebben wij, bij de aankondiging van het eerste Deel, onze gedachten vrijmoedig gezegdGa naar voetnoot(*). In dit twee- | |
[pagina 578]
| |
de wordt de leiddraad, of inhoud en orde van het onderwijs voor meergevorderden, in dier voege voortgezet, dat, in een vierde Hoofdstruk der derde Afdeeling, wordt gehandeld over hetgeen wij zelve doen moeten, om tot het eeuwige leven te geraken, of van onze pligten. Alle pligten worden gebragt tot deze drie: Wij moeten aan God gelooven, op God hopen, en God boven alles, en onzen naasten gelijk ons zelve, beminnen. 't Is niet genoeg, dat wij dit somtijds werkelijk doen, maar wij moeten ook den ernstigen en standvastigen wil hebben, om daarin tot aan het einde onzes levens te volharden. Het een, zoo wel als het ander, moet iets blijvends in ons, moet deugd zijn. Er zijn dus ook drie hoofddeugden; geloof, hoop en liefde. Hier tegen over staan drie kwade lusten, of begeerlijkheden; de begeerlijkheid der oogen, de begeerlijkheid des vleesches, en de hoovaardij, tot welker bestrijding men zich moet bedienen van drie genademiddelen; de getrouwe medewerking met de verleende genade Gods, het gebed, en het waardig gebruik der Sacramenten. In deze orde wordt alles, wat overberg rekent tot de Pligtenleer te behooren, bijeenverzameld, en, naar 's mans wijze van denken, in overeenstemming met de Kerkleer der Roomsch-Katholijken, uitgelegd. Er wordt dan eerst gehandeld van de drie genoemde Goddelijke deugden, en beweerd, dat geen mensch die zichzelven kan bezorgen, maar dat zij gaven Gods zijn, welke de Heilige Geest ons eerstelijk, door heilige Sacramenten des Doopsels en der Biechte, mededeelt, en die door de overige Sacramenten in ons vermeerderd worden; daarna van de gezegde drie hinderpalen dezer deugden, als in zich bevattende den oorsprong van alle ongehoorzaamheid, van alle zonden. Om de afschuwelijkheid der kwade begeerlijkheid regt te leeren kennen, wordt eerst gehandeld van deze hare vervaarlijke voortbrengsels, en vervolgens ook van de heilige tien Geboden Gods en de vijf Geboden der heilige Kerk, betreffende de Feestdagen, het bijwonen der heilige Misse op alle Zon- en Feestdagen, het Vasten op bepaalde dagen, het doen eener goede Biecht, en het ontvangen van het heilige Sacrament der Biecht, en van het allerheiligste Sacrament des Altaars, ten minste eenmaal 's jaars. Alleruitvoerigst is eindelijk de behandeling van de Genademiddelen, en wel bijzonder van de zeven bekende heilige Sacramenten. Het Gebed kan men op driederlei wijzen verrigten: mondelijk, inwen- | |
[pagina 579]
| |
dig, en door onze werken. Bij het heilige Onze-Vader voege men den groet des Engels en den Rozenkrans. Het lust ons niet, meer bijzonderheden te noemen. Dit tweede Deel is ons veel minder, dan het eerste, bevallen. Dikwijls dachten wij, onder het lezen: is 't mogelijk, dat men dit Pligtenleer heete? Is dit leer van Jezus en diens Apostelen? Is dit die voortreffelijke, door de vijanden zelfs van het Christendom zoo zeer bewonderde, Zedeleer? Als wij onzen Bijbel in de hand nemen, en niet vragen, wat men al, in vroegere en latere tijden, daaruit gehaald, of liever daarin gebragt heeft, maar wat daar eenvoudig en duidelijk te lezen staat, van onzen zedelijken toestand en de middelen tot onze verbetering, van onze pligten en de wijze van derzelver beoefening, van het allernaauwst verband van Godsdienst en deugd, en van al hetgeen tot opwekking en aankweeking van godsdienstige gevoelens en ware Christelijke deugd kan bevorderlijk zijn, - dan zal dit Handboek, bedriegen wij ons niet, aanmerkelijk dienen aangevuld, en in tegendeel ontdaan te worden van de groote menigte van menschelijke instellingen en willekeurige bepalingen, die daarin met de uitdrukkelijke bevelen van Jezus en de Apostelen in gelijken rang geplaatst worden. Hoe veel zuiverder, en voor verstand en hart beiden allezins bruikbaarder, zijn, over de Christelijke Zedeleer, de Schriften van een' fenelon, sailer en andere Roomsch-Katholijken, die het anders, even zeer als overberg, in de voorname hoofdpunten, met de Heilige Kerk eens zijn! |
|