te van schrijfstoffe. Op de wijze van bewerking komt het in dezen voornamelijk aan. Laten wij zien, hoe de ons onbekende Schrijver deze taak ter hand sla en volvoere.
Zeer kort behandelt de Schrijver (1) de Opkomst, Aanwas en tegenwoordigen toestand der Stad; alsmede (2) de Ligging, Klimaat, gesteldheid der Lucht, Grond, Water en Bevolking; doch, hoe kort ook, niet, zonder, daar het pas gaf, met een enkel woord tot het oude terug te wijzen. Dan (3) tot de Regering, onderscheidene takken van Bestuur en Politie komende, vangt hij onverwijld met het Decreet des Konings van 28 Oct. 1807 aan, zonder eenig rugzigt op het vroegere Stadsbestuur. Waarom deze ongelijkheid? - Voorts vinden wij hier eene optelling van andere Collegien van Stadsbestuur, noodeloos hier bijzonder op te noemen. De Schrijver daalt tot vele oude en nieuwe kleinigheden af, waarin de Stadbewoners misschien eenig belang stellen, doch die andere Lezers veelligt vervelen; schoon eenige een algemeener nut hebben, of liever hadden; als de aanwijzing van de onderscheidene Bureaux. Dit alles is in ruim 50 bladzijden begrepen.
Eenigzins meerder ruimte neemt de Schrijver, als hij (Afdeeling 4) den Godsdienst, Opvoeding, Zeden en Gebruiken onderneemt toe te lichten. Hoog wordt de Godsdienstige verdraagzaamheid geroemd; met lof van de vele Schoolinrigtingen gesproken. Geen wonder, dat de Schrijver zich niet weinig verlegen vindt, om eene karakterschets der Ingezetenen van Amsterdam te geven. Veel wraakbaars treft hij aan in die door Franschen en Engelschen veelal daarvan zijn opgehangen; en heeft hij daarin volmaakt gelijk. Door geven en nemen, door het onderscheiden van standen, komt de Amsterdammer er nog al gunstig af, - de Amsterdammer, schrijven wij: want het heeft veel in, dien te vinden in eene Stad, waar, zints zoo lange, vreemdelingen van allerlei landaard en soort toevloeiden en zich vestigden. Hij handhaaft de schoone Sekse tegen veelvuldige opspraak. De uitspanningen worden voegelijk beschreven, en het laakbare kortelijk aangeroerd. Hiervan zou intusschen vrij meer te zeggen vallen. - Onder deze Afdeeling wordt ook gebragt de Bouwtrant der Huizen, en vele zaken, die men ja des noods tot Gebruiken kan brengen; doch hier ontbreekt vrij veel, schoon men er kleinigheden in menigte aantreft.
De Afdeeling (5) openbare Gebouwen getiteld, onderscheidt zich, even als die der Regering, van alle vorige