van namen, maar op den aard der Regtsleer zelve. Eindelijk, daar het Hollandsche Wetboek, hoe zeer naar het Fransche gevormd, inderdaad zeer merkelijke veranderingen heeft ondergaan, voor dit Land en onzen tijd geschikt, zoo behoort ook hetzelve als Hollandsch erkend, de Regtsleer niet uit eenig ander vreemd Wetboek, maar daaruit alleen verklaard te worden, met terugwijzing op datgene, wat in dit Hollandsche Wetboek als grondregel wordt erkend en aanbevolen.
Het is deze voorzigtigheid en wijsheid, welke de Hoogl. in zijne Redevoering met nadruk beveelt, opdat eenmaal aan het heilzame oogmerk der invoeringe van ons Hollandsche Wetboek voldaan worde. En de Recensent kan niet nalaten, den Hoogleeraar openlijken dank te betuigen voor eene taal, zoo juist van pas gevoerd, daar de ondervinding van meer dan eene eeuw, ook in dit Land, geleerd heeft, hoe jammerlijk het vooroordeel zich aan het oude vasthecht, om al wat nieuw is te wederstreven, hoe zeer zelfs de waarheid en het belang van dat nieuwe bewezen ware. Heil zij der Hooge Schole van Groningen, welke zulk een treffelijk voetspoor ter navolginge baant! Moge dit voorbeeld even zoo door alle andere Hooge Scholen worden gevolgd, opdat één geest van wetgevinge des Volk hoogste belangen regele!
Ook de form dezer Redevoeringe beveelt zich allerwegen door de levendige en krachtige voorstelling, welke door hare verscheidenheid den lezer behaagt, gelijk zij des toehoorders aandacht heeft moeten boeijen. Belangrijk is de voordragt der tegenwerpingen, welke nog van vele kanten worden aangevoerd; doch even gewigtig, nu en dan vernuftig en door hare kortheid afdoende, is derzelver wederlegging. Het Latijn is over het geheel zuiver. Eene enkele Drukfout is ons voorgekomen op bladz. 31 reg. 6 van onder, alwaar gravissima staat voor gratissima. De Recensent las inderdaad het slot dezer Redevoering, behelzende het verslag wegens de lotgevallen en den toestand van Groningen's Hooge School in het afgeloopene jaar, met geen minder behagen, dan de Spreker zelfzich en zijnen Hoorderen zulks dankbaar erinnerde; te weten, des Konings goedgunstige beschikking, de getrouwheid der Bezorgeren, de herstelling van den grijzen, met roem alom bekenden Hoogl. de rhoer, en tevens van