Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1810
(1810)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 445]
| |
De Leer der Gereformeerde Kerk naar den leidraad van de Heidelbergsche Catechismus verklaard en toegepast ter onderwijzing en stichting van Ongeleerden door Fokko Liefsting, Predikant te Rauwerd en Eernsum. IIde Deel. Te Leeuwarden, bij J.W. Brouwer. In gr. 8vo. 451 Bl.Wij hebben dan nu, bij het tweede Deel dezer verdienstelijke Catechismus-verklaring, den naam van den achtingwaardigen Schrijver, op den titel, vóór ons. De Eerw. liefsting blijft zichzelven, in de wijze van behandeling der daarin voorgedragene Godsdienstleer, gelijkGa naar voetnoot(*). Men ontmoet ook hier, allerwegen, vrijmoedige aanmerkingen, over den leertrant in dit Onderwijsboek, en verscheidene daarin opgenomene denkbeelden, waaraan opgeklaarde en met de regte uitlegkunde der Heilige Schrift vertrouwde Godgeleerden, hoezeer anders instemmende met de karakteristieke leerstellingen van het Hervormde Kerkgenootschap, niet wel hunne toestemming kunnen geven; als daar zijn, de verklaring van den Artikel, nedergedaald ter helle, Zond. XVI. de beschrijving van de algemeene Christelijke Kerk, Z. XXI. de onvoldoende redenering tegen de Roomschgezinden, omtrent de verdienstelijkheid der goede werken, Z. XXIV. de beschrijving van Sacramenten in het algemeen, Z. XXV. de zinnelijke voorstelling van afwassching der zonden door den doop, Z. XXVI. en verscheidene ongepaste uitdrukkingen over de vereeniging van het ligchaam en bloed van Christus met brood en wijn, in het avondmaal, Z. XXVIII, XXIX, XXX. Wij kunnen echter niet nalaten, tot geruststelling van hen, die hieruit argwaan, omtrent des Schrijvers regtzinnigheid, zouden kunnen opvatten, er bij te voegen, dat, daar het pas geeft, de onderscheidende leerbegrippen der Hervormden rondelijk verklaard en gehandhaafd worden; als bij voorb. de leer der praedestinatie, op wijsgeerige gronden, bl. 162. de leer van de eeuwige Godheid van den Heiligen | |
[pagina 446]
| |
Geest, bl. 121. Het verwonderde ons aldaar, voor het laatstgenoemde leerstuk, ook het gezegde van David, waar zou ik henengaan voor uwen Geest? bijgebragt te zien. |
|