Berigten van de Leden Correspondenten der Hollandsche Huishoudelijke Maatschappij in 1808. Te Haarlem, bij A. Loosjes, Pz. In gr. 8vo. 40 Bl.
Een nader en voldingend bewijs leveren deze Berigten op van het nut, uit de aanstelling van Leden Correspondenten der Hollandsche Huishoudelijke Maatschappije te wachten.
Het eerste en uitvoerigste is van den Heer j.h. floh, te Enschede. Het berigt geeft een overzigt van den staat en de gesteldheid des Landbouws en die der Landlieden in Twente, en daaromstreeks gevestigde Fabrijken. Niet veel goeds heeft hij van de twee eerstgemelde stukken te zeggen, maar wel klagten uit te boezemen: dan hierbij laat hij het niet berusten; hij geeft middelen van verbetering aan de hand. Van de Fabrijken, inzonderheid te Enschede, zijn de berigten vrij voordeeliger: dan, 't geen tot verbetering kan strekken, geeft hij aan de hand.
De Heer j. teding van berkhout, berigten mededeelende uit Hoenlo, Schout-ambt Olst, Kwartier van Zallant, bepaalt zich meest tot den Landbouw: hij klaagt over het haperen aan Mest en Cultuur, met aanwijzing van middelen om in beide te voorzien. Van Schapen aldaar geeft hij verslag, alsmede dat er een Veedoctor in dat Departement is aangesteld. Voorts deelt hij een verslag mede van zijne proeven op de Naakte Garst, en hoe men de Halve Stalvoedering aldaar met voordeel te werk stelt.
Het Lid Correspondent, de Heer m.j. adriani, schrijft uit Tjallebird, dat hij, uit hoofde van den toestand van afhankelijkheid, waarin de Boerenstand in het gansche Kwartier van Zevenwouden verkeert, niet veel belangrijks kan opleveren: de werkzaamheden ter verbetering bepalen zich bij eenige voorname Heeren, Liefhebbers van den Landbouw. Wat des de Heeren f.j.j. van eysinga en r. van lynden, in het droogmaken van meertjes en poelen en het verbeteren van wegen, het aanleggen van wegen en het planten van boomen, gedaan hebben, wordt kortelijk vermeld; dan het gedrag der Boeren ten aanzien van de Veeteelt gegispt.
De Heer j. vitringa van coulon geeft der Maatschappije verslag van 't geen er gedaan is tot het droogmaken van de Lioensmeer, gelegen in 't District Tietjerksteradeel. Hoe de verijdelde poging eens Landmans door een ander hervat werd, die, hoe kundig en afgerigt, uit geldgebrek het werk moest laten steken. Dan de Heer vitringa, zich van de Geneeskundige practijk ontdaan en dien Polder enz. gekocht hebben-