Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1810
(1810)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLiederen van Anakreon en Treurzang van Moschus bij den dood van Herder Bion. Uit het Grieksch, in de oorspronkelijke maat, in het Nederduitsch gebragt door Mr. G. Dorn Seiffen, Praeceptor aan de Latijnsche Schole te Utrecht. Amsterdam, bij J.S. van Esveldt-Holtrop. 1809. In kl. 8vo. Bl. XXVI. 95.De Heer dorn seiffen, aangemoedigd door de goedkeuring, waarmede zijne vertaling eeniger Lierzangen van horatius, in de oorspronkelijke maat, ontvangen is, geeft thans eene eerste proeve van eene dergelijke behandeling der Grieksche Dichters. Na dit in de Voorrede aangemerkt te hebben, spreekt de Heer dorn seiffen vervolgens over anakreon's leven, genie en dichterlijke verdiensten; over zijne vertaling, en wat hij zich daarbij heeft voorgesteld; en eindelijk een enkel woord over moschus. Dit alles is fraai geschreven, en, bijzonder dat gedeelte, wat over anakreon handelt, der lezing en herlezing overwaardig. Met regt heeft de Heer dorn seiffen niet alle de Liederen, die op den naam van anakreon gaan, vertaald, maar eenigen, die ontwijfelbaar niet van hem zijn, weggelaten; waarbij de Nederlandsche Lezer niets verliest. Zelfs dunkt ons, dat er nog meer had kunnen wegblijven, b.v. het 24 en 25 Lied, die even zeker niet van anakreon zijn. Wij hebben de vertaling naauwkeurig met het Grieksch vergeleken, en moeten erkennen, dat dezelve zeer getrouw, ja op de meeste plaatsen woordelijk is; zoodat de Heer dorn seiffen zijn oogmerk gelukkig heeft bereikt. En hoe men ook over deze soort van vertalingen van oude Dichters in het algemeen denken moge, (gelijk wij het daarin met den Heer dorn seiffen niet eens zijn, en liever van Dichters eene | |
[pagina 341]
| |
dichterlijke vertaling hebben, naar ons taaleigen ingerigt, terwijl wij voor het oogmerk, door hem bedoeld, eene overzetting in proza zouden verkiezen,) dit is zeker, dat in anakreon, en bijzonder bij de bekwaamheid van den Heer dorn seiffen, aan beide de begeerten, namelijk om eene getrouwe, en om eene dichterlijke vertaling te hebben, kan voldaan worden en bij dezen werkelijk voldaan is. Veel helpt hiertoe, dat het oorspronkelijke metrum kan schijnen bewaard te zijn, zonder dat men buiten onze gewone klimmende en dalende maat, of dus genoemde Jamben en Trocheën, behoeft te gaan. Ook zijn wij aan het rijmelooze in deze soort van verzen sints lang tamelijk gewoon geworden. Tot eene proeve deelen wij de vertaling van twee der schoonste Liederen mede. Het eerste is het derde Lied. Op Eros.Ga naar voetnoot(*)
Eens omtrent den middennachtrijd,
Wen reeds 't Beergestarnte wentelt
Langs de hand des Berenwachters,
En verwonnen door vermoeidheid
Al 't geslacht der menschen sluimert;
Stond op eenmaal Eros bij mij
Aan de klink der deur te ram'len.
Wie klopt aan de deur, dus riep ik?
Komt gij mijne dromen storen?
Eros zeide: doe slechts open,
'k Ben een jongsken, wil niet vrezen,
Maar ik ben doornat, en dwaalde,
Daar 'k deez' nacht het maanlicht miste.
'k Hoorde dit met mededogen,
En ontstak terstond mijn lampje,
'k Open, en zie wel een jongsken,
Doch het droeg een' pijlenkoker,
En een' boog, en 't was gevleugeld;
'k Zette bij den haard het neder,
Koesterde met mijne handen
Zijne handjes, en het water
Drukte ik uit zijn natte lokken.
Toen de kou nu was geweken,
Zei hij; kom laat ons den boog nu
Eens beproeven, in hoeverre
't Natte peesje heeft geleden;
Hierop spant hij, en treft midden
Mij in 't hartGa naar voetnoot(†) als eene horsel.
| |
[pagina 342]
| |
Hij sprong op, en lagchte luidkeels,
Juich met mij, gij gastvriend, zei hij:
Onbeschadigd is mijn boog wel,
Maar uw hart zal smarte voelen.
Het tweede is het negende Lied. Op de duif.
Beminnenswaardig duifje,
Van waar? Van waar toch vliegt ge?
Van waar verspreidt en ademt
Gij, door het luchtzwerk vliegend,
Zovele lekk're geuren?
Wie zijt ge? - Wat verrigt ge? -
Anakreon verzond me
Tot den alom beminden
Bathyllus, die een ieder
Tans aan zich weet te boeijen.
Voor een klein minneliedje
Verkocht mij Cytheréa:
Anakreon bewijs ik
Zo ongemene diensten,
En ik ben nu, gij ziet het,
Besteller zijner brieven.
Ook zegt hij, dat hij spoedig
De vrijheid mij zal schenken,
Doch ik, schoon hij me vrij laat,
Blijf echter bij hem dienen;
Want wat geef ik om 't vliegen,
Langs bergen en langs beemden,
Slechts veldgewassen etend.
Nu toch eet ik de spijze,
Die 'k pik uit de eigen handen
Van mijnen lieven meester.
Ook geeft hij mij te leppen,
Den wijn, dien hij zelf nuttigt;
En na het drinken spring ik,
En dek met mijne wiekjes
Anakreon, mijn' meester.
Wen 'k rusten wil, dan leg ik
Mij op zijn citer neder.
Daar hebt gij 't al, ga henen,
Mijn goede vriend, gij hebt mij
Meer dan een kraai doen snappen.
Indien men van eenigen dezer Liederen zeker zijn kan, dat zij anakreon tot Dichter hebben, dan kan men zich ten | |
[pagina 343]
| |
aanzien dezer twee daarvan volkomen overtuigd houden. Wij zullen hier eenige weinige aanmerkingen laten volgen, niet om op den Heer dorn seiffen, uit welke oorzaak dan ook, te vitten, maar om te toonen, dat wij inderdaad zijn arbeid naauwkeurig hebben nagegaan. Vooraf moeten wij echter te kennen geven, dat, indien de Heer dorn seiffen wederom lust mogt hebben, om tegen onze aanmerkingen eene Antikritiek te schrijven, wij dezelve wederom onbeantwoord zullen laten. In het derde Lied van anakreon, welks vertaling wij tot eene proeve hebben opgegeven, leest men, bl. 9. reg. 5.
Maar ik ben doornat, en dwaalde -
Voor dit nadrukkelijke maar is geen grond in het oorspronkelijke, daar δὲ achter βϱεχομαι louter tot verbinding der woorden dient. De regel, die op den aangehaalden volgt: Daar 'k deez' nacht het maanlicht miste -
is geheel niet in den geest en de manier van den oorspronkelijken Dichter, maar heeft al het voorkomen van eene stijve vertaling, zonder het voordeel te hebben van getrouw te zijn. In hetzelfde Lied, bl. 9, vinden wij, regel 9 en 10. 'k Open, en zie wel een jongsken,
Doch het droeg een' pijlenkoker -
Hier is het μὲν te veel gedrukt, dewijl in het Grieksch niets is, 't welk tot dien nadruk aanleiding geeft. Daarom heeft de Heer dorn seiffen er zijn doch ook bij moeten doen, terwijl het oorspronkelijke hetzelve niet heeft. - Aan het slot van dit Lied is even zeer op μὲν gedrukt. Wij lezen toch: Onbeschadigd is mijn boog wel,
Maar uw hart zal smarte voelen.
Wij gelooven niet, dat de Grieksche Dichter zulk eene bepaalde tegenoverstelling bedoeld heeft. Het μὲν en δὲ onderscheidt toch veelmeer in het Grieksch de deelen eener periode, dan dat het door wel en doch, of zelfs in het Latijn door quidem en sed, vero, of autem, altijd naauwkeurig genoeg zou kunnen worden uitgedrukt. Lied 4. bl. 11, en verscheidene andere plaatsen, alwaar in het Grieksch gelezen wordt εἰς ἑαυτὸν, zet de Heer dorn | |
[pagina 344]
| |
seiffen dit opschrift over: de Dichter tot zichzelven; dit moet zijn: de Dichter van of op zichzelven. Nergens is dit tastbaarder, dan in het zestiende Lied, 't welk begint: Gij zingt den krijg van Theben -
Wanneer hier de Dichter tot zichzelven spreekt, dan is die Gij zeker anakreon; en dit bedoelde de Dichter toch niet. Aan den misslag, dien de Heer dorn seiffen hierin begaan heeft, schrijven wij een tweeden toe, die ons in het 12 Lied, bl. 20, is voorgekomen. Aldaar lezen wij: Anakreon! de meisjes
Verklaren u voor grijsaard;
Neem eenen spiegel, enz.
Hier spreekt inderdaad de Dichter tot zichzelven, terwijl hij in het Grieksch alleen van zichzelven spreekt, en de titel dus, gelijk van vele andere Liederen, alwaar in het Grieksch εἰς ἐαυτὸν gelezen wordt, had behooren te zijn: de Dichter op zichzelven. Nog hebben wij eene kleine aanmerking tegen het opschrift van het negende Lied, bl. 17: op de duif; dit moet zijn: op eene duif. In het Grieksch toch wordt gelezen: εἰς πεϱιστεϱαν, niet: εἰς τὴν πεϱιστεϱαν. De Heer dorn seiffen heeft, volgens zijn eigen zeggen, meestal de uitgave van fischer gevolgd. Op enkele plaatsen had hij liever brunk en van reenen moeten volgen. B.v. Lied 15, bl. 25. de vijf laatste regels waren beter onvertaald gebleven, en zijn door brunk en van reenen, als waarschijnlijk onecht, tusschen twee haakjes geplaatst. - Lied 17, bl. 28. heeft brunk, en na hem van reenen, uit Handschriften, deze twee regels in den tekst gevoegd: Καὶ Μαινάδας τξυγώσας᾽
Ποίει δὲ ληνὸν ὔινου - -
Deze regels komen ons volstrekt noodzakelijk voor. Men leze slechts deze vertaling in proza: snijd (liever maak) mij op denzelven een wijnstok met zijne ranken, en Bacchanten, de druiven lezende. Maak mij ook eene wijnpers, en eros en bathyllus enz. Nu voelt zelfs de niet letterkundige Lezer, dat deze twee regels ter voltooijing der schilderij, of van het beeldwerk des bekers, onontbeerlijk zijn. - Lied 19, bl. 29, reg. 3: Drinkt niet de zee de dampen?
| |
[pagina 345]
| |
Hier heeft de Heer dorn seiffen zeker de oude lezing: Πίνει ϑαλασσα δ᾽ ἂυϱας᾽
gevolgd. Beter ware het geweest, met brunk en van reenen, de gissing van een' geleerde te volgen: Πίνει ϑάλασσ᾽ ἀναύϱους᾽
en te vertalen: Drinkt niet de zee de stroomen?
Doch de vijf eerste regels van dit Lied hadden niet vragend moeten uitgedrukt worden. Voor eene vertaling, zoo als de Heer dorn seiffen zich voorstelt te geven, en ook werkelijk op de meeste plaatsen geeft, bevat zulk eene verandering der tournure te veel vrijheid en afwijking van het oorspronkelijke. De vertaling van den Treurzang van moschus heeft ons min behaagd, hoe getrouw en in hare soort uitmuntend die over het geheel ook zij. Wij kunnen nu eens voor altijd geene dus genoemde Hexameters verdragen. Doch, de twist over het al of niet aannemelijke derzelven in onze taal daargelaten, dan vragen wij nog, of zulke verzen verschoonlijk zijn, als: Bloemen verwelkt ook gij nu op uwe treurende stelen;
En: Herder Bion is niet meer; met hem is het veldlied - -
Indien men onderstellen mag, dat wij (zonder verwaande vergelijking) in onze Dichtkunde de eeuw van augustus of bereikt hebben of nabij zijn, dan zetten dergelijke kreupele verzen ons in eens tot den tijd van ennius terug. Doch genoeg hiervan: hoe weinig wij ook met den Heer bilderdijk in den haat tegen alles, wat Hoogduitsch is of heet, deelen, hopen wij echter, dat de Hemel onze Natie voor dien wansmaak van kreupele navolging der oude metra genadig zal bewaren! De uitvoering van dit Bundeltje is vol smaak. |
|