ter, leveren kon. De vijf Hoofdafdeelingen laten het reeds eenigzins gissen. De Inleiding (die ook de 1ste Afdeeling wezen zal) handelt over welvoegelijkheid of beleefdheid in het gemeen; de 2de bevat algemeene en bijzondere denkbeelden over de welvoegelijkheid; de 3de handelt van de welvoegelijkheid bijzonder eigen aan de kunne; de 4de geeft voorschriften van welvoegelijkheid; en de 5de, eindelijk, over de welvoegelijkheid in den Godsdienst.
Het schijnt, dat deze vertaling door eenen jongeling ondernomen werd, tot uitspanning en eigene oefening; dit is prijsselijk: zij wordt nu aan het licht gebragt op raad van eenen vriend; dan, daar het Fransch onder ons zoo algemeen gelezen wordt, en dit werkje, in ons oog, geene bijzondere onderscheiding verdient, had deze vriend, meenen wij, zijnen raad welvoegelijk kunnen terug houden.