hartelijk verheugen, dat hij zijne studien had mogen voortzetten en voleindigen, of dat de Dichteres voor 't minst den edelen jongen mensch geplaatst had in een' of anderen kring, als een nuttig werkzaam lid der Maatschappij. - Ook, daar het verhaal geplaatst wordt in onzen tegenwoordigen leeftijd, geven wij der Schrijfster in bedenking, of het noemen van namen van plaatsen, en het vermelden van deze en gene trekken van onverbeterlijke domheid of nog iets ergers, geene aanleiding geeft, voorzeker tegen hare bedoeling, tot hatelijke vergelijking en toepassing. Wij hebben vooral het oog op het een en ander omtrent Predikanten en hunne Leerredenen. Gemakkelijk ware zulks te verhelpen geweest; ook zien wij niet, dat zoo iets en op die wijze in een' Roman voorgedragen (zonder de minste persoonlijke bedoeling, dit spreekt van zelve,) ergens iets kan doen tot verbetering. In het voorbijgaan wilden wij dit aanstippen. Overigens durven wij den Vaderlandschen Lezer bij het lezen van dit oorspronkelijk Vaderlandsch opstel, indien hij anders een liefhebber zij van deze soort van geschriften, nut en vermaak beloven. Hetgene ons vooral hier heeft bekoord, is meer dan eene regt naive en getrouwe kopij van huisselijke gelukzaligheid en eenvoudige hartelijke deelnemende liefde: ziet hier hoe willem's lieve oudste Zuster hem het gevoel over zijn afzijn teekent, toen hij naar de Akademie vertrokken was.
‘Gij ziet uit deze algemeene droefheid hoe hartelijk gij bemind wordt, niet alleen van onze lieve ouders, van uwe bloedverwanten, maar ook van alle overige menschen en beesten: in waarheid alle vrolijkheid scheen wijd van ons verbannen te zijn. Vader was zeer stil, en dwong zichzelven om te vrede te schijnen. Onze lieve moeder zocht de eenzaamheid, om aan hare tranen een' vrijen loop te geven. Mietje weeude, wanneer ze uwe plaats ledig zag staan. Koos en jan vertroostten zich door de goede voornemens, om alle de boomtjes en bloemen, die gij geplant hebt, getrouw te begieten; en zelfs het onnoozel shappend letje beloofde uwe lieve duifjes dat zij hun eten zou geven, tot haar zoete broeder willem dat weer zelf deed: ook de getrouwe Fidel liep telkens uwe kamer snuffelend rond, en klaagde ons dan huilend (gij weet ik versta Fidel van woord tot woord) uw afzijn. Ik mag niet vergeten ook de oude jacoba, die u heeft leeren loopen, en de goede katrijn, onder de opregte deelgenooten van onze droefheid om uw vertrek op te noemen: ik zwijge van den angst, dien wij uitgestaan hebben, toen het zoo vreesselijk stormde.’ enz.
‘Dat was een leven, toen broer koo met uw brief aan kwam vliegen! Hij had luide over land en zand aan schaapherders, koewachters en allen, die hij maar bereiken kon, toe-