zoek, in aanmerking komen. Wij zullen die, zoo kort mogelijk, mededeelen. - De Godsdienst is zoo oud, als het menschelijke Geslacht zelf. - Er bestond nooit een Volk zonder Godsdienst. - Dezelve had zijnen grond in het onvermogen van onbeschaafde menschen, om de ware oorzaken der natuur-verschijnselen op te sporen. - Het Veelgodendom was de eerste Godsdienst van den onbeschaafden natuur-mensch. - De eerste Godheden waren Huis- of persoonlijke Bescherm-goden, en deze werden, naderhand, tot Volks-goden verheven. - Men schreef denzelven allerlei menschelijke behoeften, ongevallen, hartstogten, ja zelfs gebreken toe, wier willekeur gevreesd, wier genade gesmeekt en wier ongenade moest worden afgewend. - Deze Godsdiensten hadden nadeeligen invloed op der menschen verlichting en geluk, vooral ten aanzien van onverdraagzaamheid, vervolgzucht en bekeerings-ijver. - Het Veelgodendom verwekt, over het geheel, onder gelijke omstandigheden, minder Godsdienstijver, dan het Eengodendom. - De oorspronkelijke Godsdienst vermengde zich wel ras met andere bijvoegselen, naar gelang van plaatselijke reizen en behoeften, vooral uit Egypte, Phenicië, Klein Azië en Thracië in Griekenland. - Leerstellingen en gebruiken vormen zich naar de staatsinrigting en zeden van elke Natie, en er is alzoo geene eenheid des geloofs te hopen: gelijkheid alleen in aanleg en uiterlijke omstandigheden brengt Volken en Godsdiensten nader tot elkanderen. - De Godsdiensten werkten meer op het hart, dan op het verstand, en worden door de verlichting verbeterd.
Het IIde Boek beschrijft het aanbidden van gemeene, dikwerf walgelijke, voorwerpen der natuur, doorgaans met éénen naam Fetischen genoemd, bijzonderlijk de vereering der Dieren van allerlei soort, des Vuurs, van den Phallus en Lingam en der onbekende en allegorische of verbloemde Godheden, waaronder alles behoort, wat aan bekende en onbekende werken van natuur en kunst hoogere krachten toeschreef, en gewone en ongewone gebeurtenissen als gewrochten aanmerkte van hoogere wezens.
In het IIIde Boek, eindelijk, is begrepen de geschiedenis van de vereering der afgescheidene zielen van Voorvaderen, van de aanbidding van Levenden of Gestorvenen, van de verschijning, vermenschelijking en rangschikking der Goden, ook der Heiligen met derzelver overblijfselen.
De twee laatstgenoemde Boeken, gansch en al geschied-