| |
G. van Hasselt's Geldersch Maandwerk voor 1807. IVde tot Xde Stuk. Te Arnhem, bij J.H. Moeleman, Jun. In gr. 8vo. Van bl. 281 tot 560, en van bl. 1 tot 366.
Van de drie eerste Stukken van dit Maandwerk is aan onze Lezeren verslag gedaan Letteroef. 1807. N. 7. bl. 311 volgg. Sedert dien tijd zijn ons de boven aangeteekende zeven Stukken in handen gekomen, wier aankondiging wij nu bijeenvoegen. Of er nog meer Stukken zijn uitgekomen, en of het Werk wordt voortgezet, is ons onbekend.
In dezelfde manier, als wij ter aangehaalde plaatse aanmerkten, zijn ook deze Stukken zamengesteld. Veel belangrijks behelzen dezelve voor den beoefenaar der Ge- | |
| |
schiedenis, en van de kennis der zeden en gewoonten onzer Voorouderen, hier en daar ook iets omtrent de Letterkundige Geschiedenis en die der Geleerden. Doch er is ook het een en ander, 't welk zonder eenig verlies had kunnen weggelaten worden. Wij zullen, gelijk ten aanzien van het eerste Stuk geschied is, de onderwerpen van het vierde opgeven, met een kort woord ter nadere aanwijzing, waar het noodig schijnt.
Het behelst dan kleding van een Al willens Dwaes. [Uit het begin van het vijfde Stuk blijkt, dat de Heer van hasselt dit onderwerp opzettelijk gekozen heeft, om daarmede het Stuk voor April te beginnen. De kleeding bestond voornamelijk uit een' rooden rok met bellen en spiegels en eene roode kap.] Vragten-Vrijden. [Wat het eerste dezer woorden hier aanduiden moet, blijkt ons niet. Vryden is, in het Landregt van Veluwe, zijn land met eene sloot of graaf of heg beschutten. Hier wordt met bewijzen getoond, dat reeds in 1339. op het niet Vryden van zijn land eene boete stond: waaruit met waarschijnlijkheid wordt besloten, dat er toen reeds eene soort van Landregt van Veluwe moet bestaan hebben. Vroeger had de Heer van hasselt deszelfs oorsprong tot 1410 gebragt.] Reinoud de II. Hertog van Gelder, van 't graveel genezen. [Van geen het minste belang, dewijl niet blijkt, of bij deze genezing het mes gebruikt zij.] Kampwerf. [Rekening der onkosten van het gereed maken van eene kampplaats, op bevel van den Hertog van Gelder. Dit stuk is niet onbelangrijk voor de kennis der zeden van vroegeren tijd, en de waarde van het geld. Ten slot over het woord Virsen, waarvan nog in Gelderland Verschen, d.i. uitstellen, en dan hervatten.] Uitdaging met een Handschoen. [Een voorbeeld daarvan uit de veertiende eeuw.] Raapkoeken van 1405. - Bewijzen met buren of met buurkinderen op Veluwe. - Niet geven en houden naar 't Landregt van Veluwe. [Zoo wij dit Artikel wel verstaan, was, indien het niet anders bij huwelijks-voorwaarde was bepaald, de Zoons-zoon min geregtigd tot de erfenis, dan de dochter. Hoe dit echter door de uitdrukking niet geven en
houden kan worden aangeduid, begrijpen wij niet.] Veluwsche onmundige Vrouwe - Koopvrouwe. [Eigenlijk geene Koopvrouw: zij mogt noch koopen, noch verkoopen, buiten haren momber.] Glazen inslaan. [Voorbeeld daarvan binnen Arnhem op het einde van 1487., waarschijnlijk, volgens den Heer van has- | |
| |
selt, het eerste in Gelderland.] Verwensching van Hertog karel. [Gestraft met eene boete van honderd Goudguldens. De verwensching was, dat hij zoo ver mogt zijn, als een eendvogel in zeven dagen vliegen kon.] Sneek. Dit syn etlicke Articulen, Privilegien, Vryheden, die de Borgeren ende Inwoneren der stadt Schneeck solden begeeren, offt saecke waer dat sy solden eenige Tractaet offte soen aengaen mit eenige Fursten off Heeren. [De Heer van hasselt voegt aan het einde dit tot opheldering er bij: ‘Dit opstel bevindt zich in een bundel met Brieven, genomen in der slacht vur Gellemuyden, en wij weten uit de Historien, aan wien die van Sneek toevielen.’] Joost van burmania. [Stukken, rakende deszelfs gevangenneming en ontslag, onder Hertog karel. De Heer van hasselt verwijst naar de Geschiedenissen van a. van slichtenhorst, bl. 410.] Nieuwe institutie van Veluwe, waardoor Kinderen zullen staan in plaatse van hunne Ouderen. [Uit het Gerigtsignaet van Voirst van 1544.] In zijne possessie op Veluwe met een slinger ingeworpen. [Een geheel ongepaste titel, daar het stuk zelf leert, dat de Wet iemand bij zijne bezitting handhaafde, tot dat hij er met regt uit gewonnen of gesloten wierd. Er
had een voorbeeld moeten aangehaald zijn, dat iemand, om zijn regt op eenig goed aan te duiden, daarin met een' slinger wierp.] Ridderboek van Gelderland. [Stukken, rakende verschillen omtrent wettigen Adel, in 1565. 1570. 1575. en 1592. Van geen algemeen belang.] Alle schriften, Registeren en Handelingen, bij tijde van johan van nassau voorgeloopen. [Deze stukken zijn, op last der Staten van Gelderland, onder toezigt van den Leengriffier everhardt van reidt, in 1581 en 1582. gekopieerd, en in vier Deelen gerangschikt, terwijl de origineelen op bevel des Prinsen naar Dillenburg gezouden wierden.] Bijbel. [Stukken, aangaande deszelfs overzettingen en drukken in onderscheiden tijden.] Psalmen. [Over onderscheiden drukken der oude, en over de nieuwe berijming, en de benoeming van a. van den berg, wegens Gelderland, tot het in orde brengen der laatste.] Catechismus. [Belooningen, in Gelderland toegelegd aan Schrijvers en Uitgevers van Verklaringen van den Heidelbergschen Catechismus.] N. de vooght. [Bewijzen, dat deze befaamde man niet is geweest Burgemeester van Amersfoort, zoo als nomsz in zijn Treurspel: oldenbarneveld, zegt, maar van Arnhem.] Laurens de sille. [Een paar brie- | |
| |
ven van dezen aan de Regering van Arnhem, geschreven in 1618 en 1619. uit den Haag, en behelzende eenige bijzonderheden omtrent de verandering der Magistraten in de Hollandsche Steden, door Prins maurits, en omtrent de gedelegeerde regters van oldenbarneveld: alsmede drie andere stukken, betrekkelijk dezen de sille, in 1622. benoemd tot Advokaat
Fiskaal van de Generaliteit.] Henrick van essen. [Met den voornoemden de vooght wegens Gelderland regter over oldenbarneveld, en in 1624. met den Heer van noortwyck als gezant naar Frankrijk benoemd.] Des Graven h. van den berge inval in de Veluwe in 1624. [Bewijzen, dat de terugtogt van den Graaf over den Yssel niet, gelijk wagenaar (X. 486 en 487.) verhaalt, op den 21. maar op den 13. van Sprokkelmaand voorgevallen is.] Henr. caenarius. - Daniel santerius. [Belooningen, aan deze beiden toegelegd voor het vervaardigen en toezenden van schriften.] Nathanael cotonius. [Request der Predikanten van Arnhem aan het Hof van Gelderland, om aan den genoemden cotonius, een' geleerden Griek, in 1645. hier te lande aanwezig, om eene nadere vereeniging tusschen de Grieksche en Gereformeerde Kerken te bevorderen, tot zijne terugreis eenig geld toe te staan; waarop hem f 40 is gegeven.] Considerabelen toeloop voor de H. School van Franequer, onder g. noodt. [Brief van dezen, waarin hij zulks in algemeene termen te kennen geeft. Uit dezen brief, die anders niet veel beduldt, willen wij de volgende woorden afschrijven: ‘Tot Leiden is eindelyck enen vitri of vitriarius van Geneve beroepen, tot Professor Juris, maer die is, als ick hore, by niemant bekend; wat die voor meraculen doen sal, sal de tyd leeren.’] J.a. berniera. [Belooning, aan dezen toegelegd in 1701. voor zijn Tijdverhaal der Nederlandsche Geschiedenissen enz.] De Stadhouder willem IV
in Engeland. [Verhaal van frederik rooseboom, behoorende tot het gevolg van gemelden Vorst, toen dezelve in Engeland was, om zijn huwelijk te voltrekken. Het verhaal bevat volmaakt hetzelfde, wat wagenaar (XIX. 162.) kortelijk opgeeft. Het overige, dat daarin voorkomt, is van geen belang.] Henr. cannegieter. [Stukken, betrekkelijk deszelfs aanstelling tot Conrector te Arnhem, vervolgens tot Professor, Translateur der Hoogduitsche Brieven voor het Hof en Reken- | |
| |
kamer, en eindelijk tot Historie-schrijver van Gelderland. Aan het slot belooft de Heer van hasselt in het vervolg nader over het derde Deel van 't Geldersch Placaat-boek, door dezen cannegieter uitgegeven, te gelijk met die van van loon te zullen spreken. Wij hebben daaromtrent in de volgende Nommers, zoo ver die hier boven aangeteekend staan, niets gevonden.]
Wilden wij op deze wijze voortgaan van die volgende Nommers te spreken, wij zouden voor ons bestek te uitvoerig worden. Aan den anderen kant is de bloote opgaaf der titels van de onderscheidene Artikelen van geen het minste nut voor den Lezer. Hierom zullen wij het hierbij laten berusten, alleen in het algemeen zeggende, dat de Heer van hasselt zich volkomen gelijk blijft in het leveren van eene bonte rij van stukken, nu en dan door hem met een enkel woord opgehelderd. Zoo als dit Werk nu gesteld is, kan alleen de naauwkeurige beoefenaar en grondige onderzoeker der Geschiedenis er gebruik van maken; en daar het getal van dezen natuurlijk niet groot is, vreezen wij, dat de Uitgever er zijne rekening niet bij zal gevonden, en dus de verdere voortzetting gestaakt zal hebben. Meer oordeel in het schiften en rangschikken der stukken, en meer duidelijkheid in het ophelderen derzelve, zou dit mogelijk hebben kunnen voorkomen. |
|