| |
| |
| |
Reizen in den Stillen Oceaan, in den Jare 1800 tot 1804, door John Turnbull. Uit het Engelsch. Iste Deel. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. 1810. In gr. 8vo. 154 Bl.
Schoon deze Reizen niet onder de Ontdekkingsreizen kunnen gerangschikt worden, en behooren tot de Reizen, door op handel tukke Engelschen ondernomen, zullen wij echter daarin belang moeten stellen, dewijl een Menschenkenner niet kan nalaten nieuwsgierigheid te voelen, ten aanzien van Volken, welke hij, in het laatste vierendeel der afgeloopene Eeuwe, als zijne Natuurgenooten leerde kennen. Men verlangt te weten, of zij op den trap der beschavinge vorderen, dan zichzelven gelijk blijven, of, door de kennis aan beschaafde Volken, in een en ander opzigt gezegd mogen worden eer te verslimmeren dan te verbeteren.
De Heer turnbull, dus geeft hij zelf den oorsprong dezer Reizen op, in den jare 1799 tweede Officier zijnde van de Barwell, op eene reis naar China, had met den eersten Officier van dat schip alle reden om te veronderstellen, dat de Amerikanen een' zeer voordeeligen handel dreven op de Noordwestkust van dat uitgestrekte Land. Hiervan ten volle overreed, besloten zij, bij hunne tehuiskomst, dit aan eenige Kooplieden, bekend door hunne handel-ondernemingen, voor te stellen. Zij keurden de onderneming goed, en verloren geen tijd in alles voor de uitvoering gereed te maken. - Het leed eenigen tijd, eer zij een schip konden vinden, geschikt voor het oogmerk van zulk eene lange en gevaarlijke reize. Eindelijk kregen zij een schip, waarover het bevel opgedragen werd aan gemelden Officier, terwijl aan turnbull de lading en de bezorging van den handel werd toebetrouwd. Elk hunner had een aanzienlijk aandeel, als eigenaar, in deze onderneming, en dus het grootste belang in het welslagen. - Het noodige verlof van de Oost-Indische Compagnie verkregen, en zich van alles voorzien hebbende, ving de reis naar Gewesten, nog weinig door Europeërs bezocht, in Hooimaand des jaars 1800 aan.
Geen Schrijver, maar een Zeeman zijnde, zou men veelligt verwachten, hier een uittreksel van het Scheepsboek te zullen aantreffen; dan zulke onderwerpen leve- | |
| |
ren, naar 's Schrijvers oordeel, voor den Lezer in 't gemeen zoo weinig verscheidenheid als nuttigheid op. Op den stijl laat hij zich niets voorstaan: den meesten tijd zijns levens in zijn beroep als Zeeman doorgebragt hebbende, houdt hij zich te vrede, als hij verstaanbaar is zonder hinder en niet al te onbeschaafd met betrekking tot zijne schrijswijze, en vertrouwt zich aan de toegevendheid van den edelmoedigen Lezer - en dus ook aan dusdanig een Recensent.
In de daad wij hebben dit Eerste Deel met genoegen gelezen, en overal den Handelaar, en wel den Engelschen Handelaar, aangetroffen. Vaak komt hij er voor uit; en is er eene ongedwongenheid in zijne wijze van voordragt, welke behaagt, schoon de regelen van opstellen niet overal zijn waargenomen, en hij, ter uitdrukkinge van zijne gevoelens, der penne den vrijen loop laat. Over Madera, St. Salvador en de Kaap de Goede Hoop is de Reiziger zeer kort.
De Zeeman laat zich hooren, bij het vermelden van de vaart van Kaap de Goede Hoop naar Botany-baai, de eerste plaats van der Reizigeren bestemming. ‘Niets,’ schrijft hij, ‘viel er gedurende onzen overtogt voor, dan dat de bezeildheid van ons scheepje, hetwelk geen 120 ton te boven ging, onze grootste verwachting ver overtrof. Letterlijk gesproken, was het, den gebeelen weg over, half onder water, dook in hetzelve gelijk een pijl, en rees op de oppervlakte zonder de allerminste verrekking.’
Te Port Jackson gekomen, zagen zij met ongenoegen daar vele Handelschepen, die alles overvoerd hadden. ‘De Volkplanting was bijna geheel uitgeput,’ schrijft hij, ‘van hetgeen het voorwerp is voor allen, die fortuin zoeken - Geld namelijk. Zij waren zoo arm mogelijk. Wanneer wij evenwel bespeurden, dat zij nog iets hadden, geven wij den moed niet geheel op. In den handel geldt het even zoo, als in de bespiegelende wijsbegeerte, dat men van den tegenspoed het beste moet zoeken te maken, en, wanneer men niet al krijgen kan wat men gehoopt heeft, ten minste geene moeite ontzien moet, om nog te krijgen wat men kan. Gelijk er niets zoo goed is, of het heeft zijne kwade zijde, zoo is er ook zelden eenige teleurstelling zoo geheel, dat zij geene schemering van hoop over zoude laten. De ondervinding heeft mij geleerd, dat, wanneer men de helft van zijn kracht en tijd, die men anders doorbrengt in het bejammeren van zijn
| |
| |
ongeval, verstandiger besteedde in naar een redmiddel om te zien, er maar weinig onheilen wezen zouden, die niet merkelijk zouden kunnen verligt worden.’ - De tijd voor den Noordwester handel naderde. Turnbull bieef te Port Jackson, om over de lading zoo goed mogelijk te beschikken; terwijl de Kapitein met het vaartuig uitging, om den Noordwestelijken handel te beproeven.
Dit besluit deed den Schrijver voor eenigen tijd de Sidney blijven; en dit bood hem eene goede gelegenheid aan, om den aard en de gesteldheid eener Volkplantinge gade te slaan, waarvan dikwijls gesproken wordt, maar die echter nog weinig bekend is. Het bestel over de lading, als zijne hoofdbezigheid, nam wel het grootste gedeelte van zijnen tijd weg; doch hem schoot genoeg over, om de gesteldheid der zaken aldaar op te nemen. - De Volkplanting onderscheidde zich van alle overige, dat zij bijkans de eenige is, in welke het verblijf der Europeërs geene verandering, hoegenaamd, in de gewoonten en kundigheden der Inboorlingen te wege gebragt heeft. De Inboorlingen van Nieuw Holland hebben, zints hunne eerste ontdekking, niets in beschaving gewonnen. Zij zijn nog dezelfde Wilden, als ten tijde van filips, en van de oprigting der Volkplantinge.
De Stad Sidney, aan de Sidney-baai gelegen, overvloedig van uitmuntend water voorzien, alsmede van eene haven, zoo groot, dat zij de geheele Koninklijke Zeemagt van Groot-Brittanje met gemak zou kunnen bevatten, deed daaraan de voorkeus geven boven de Botany-baai, eerst ten zetel des Gouvernements bestemd. De Stad en Volkplanting wordt vrij omstandig beschreven. Hij merkt op, dat de menigte van twist- en regtsgedingen alle evenredigheid met de bevolking overtreffen; dat de Regtsgeleerden en Herbergiers de voordeeligste bedieningen in de Kolonie hebben. Van knevelarijen der Pennelikkers onder de Bannelingen voorbeelden bijgebragt hebbende, laat hij volgen: ‘Zoo weinig zelfs is, bij velen van de bannelingen, tot hunne zedelijke verbetering, het uitwerksel hunner overbrenging, of der gewenning aan werkzaamheid, waartoe de inrigtingen der Kolonie zoo wijsselijk dwingen, dat velen van dezelve eene geregelde briefwisseling onderhouden met de medgezellen hunner ongeregtigheid in Engeland, en het zij in de Kolonie, het zij bij hun terugkeeren, daarin voortgaan, naarmate de omstandigheden een meer of min goed gevolg in het weder opvatten van
| |
| |
hun vorig diefachtig leven beloven. Met één woord, zoo de nieuwsgierigheid iemand drijven mogt om Nieuw Zuid-Wales te bezoeken, dien moet ik aanraden gedachtig te wezen, dat hij zich in een land van Bannelingen bevindt.’
Na eene hoogst ongunstige beschrijving van het algemeen karakter der Bannelingen, en voor een gedeelte der Planters, geeft hij dat der Inboorlingen op als niet minder slecht. Zij zijn, gelijk het Hoofdstuk, om hen te leeren kennen, uitwijst, buiten twijfel de wildste en onbeschaafdste van den geheelen aardbodem. Het verblijf der Europeërs is daar zonder eenige uitwerking gebleven. De Inboorlingen zijn nog in denzelfden staat, als toen de Engelschen zich daar eerst nederzetteden. Men zal, deze Afdeeling gelezen hebbende, gaarne onderschrijven: ‘Zal eenmaal de Volkplanting in Nieuw Zuid-Wales tot den rang van een beschaafd Gewest opklimmen, dan zal dit moeten geschieden door middelen, gansch verschillende van de beschaving, die de Inboorlingen thans genieten, of het voorbeeld, 't welk hun door onze gebannen Landslieden gegeven wordt.’
Volslagen gebrek aan verkoop baarde het vertrek van Port Jackson, om op Norfolk Eiland het handelgeluk te beproeven. Dan de invoer van het Gouvernement maakte eene slechte markt. Hier treffen wij de beschrijving aan van dat allervruchtbaarst Eiland, waar hij tien maanden verbleef, en waarvan hij zoo uitvoerig gewaagt, als zaken van meer ommiddellijk belang hem toelieten. De moeijelijkheid, om op dit Eiland te komen, deed een Fransch Zeevarende zeggen, ‘dat het niet gemaakt was dan om van Arenden en Engelen bewoond te worden.’
Van daar stevenden zij, na de geheele mislukking der Noordwester-handelspeculatie, naar Otahiti, dat wonderlijk beheerscht Eiland, waar, volgens de Wetten, de Zoon onmiddelijk bij zijne geboorte den Vader in de Koninklijke Waardigheid opvolgt, die van dit oogenblik af niet meer is dan de Bestuurder van zijns Zoons Rijk. De ontmoetingen worden beschreven. Van de Zendelingen aldaar geeft hij eene goede getuigenis; maar eindigt met te zeggen: ‘Gelijk hun Goddelijke Meester, prediken zij voor doove ooren en onopmerkzame harten.’
Op Huaheine zal de Lezer gaarne eenigen tijd met den Reiziger toeven, en het onthaal, 't geen hij aldaar van de Inboorlingen genoot, bijwonen. De haven is van binnen groot, wijd en volkomen tegen alle winden gedekt.
| |
| |
De lage grond langs het water heeft er een zeer aangenaam voorkomen, en is vol broodvrucht, kokosnoten en andere boomen. Huaheine schijnt, naar evenredigheid van deszelfs grootte, verreweg meer op te leveren dan Otahiti; schoon, zoo wel in Huaheine als Otahiti, al de hoop der Eilanders voor hun bestaan eeniglijk rust op de vruchtbaarheid van die smalle strook gronds, welke het geheele Eiland, langs den waterkant, omringt, en die zoo gemeen is aan de meeste Eilanden van de Zuid-zee.
Ulitea, vervolgens door den Reiziger aangedaan, dreigde de plaats van zijn verderf te zullen worden. De Koning des Eilands maakte in zijn gedurig bezoeken van het Schip kennis met eenige Bannelingen, van welke turnbull genoodzaakt was geweest, er verscheidene, uit hoofde van het wegloopen zijns eigen volks, te Botany-baai aan te nemen, onder verband van dezelve terug te brengen ter plaatse, vanwaar zij waren medegenomen. ‘Maar,’ schrijft onze Reiziger, ‘deze vertwijfelde menschen dachten er anders over. Zij hadden in het geheim het voornemen gesmeed, om, bij de eerste gelegenheid de beste, te ontsnappen, en zich op een van deze Eilanden neder te zetten, daar zij meer naar hunnen smaak en neiging zouden kunnen leven. De volstrekte ledigheid, die zulk een leven veroorlooft, de grond, die de vruchten als van zelve geeft, de overvloed en de gerijfelijkheid der Vrouwen waren dezen ellendigen onwederstaanbare aanloksels geweest. Het was voor deze fielten, uitgeleerd in schelmerij, geene moeite, om den Koning van Ulitea te misleiden. Hijleende gereedelijk het oor aan hunne schitterende beloften, en twijfelde zeker niet, met zulke generaals en ministers, zijne overwinningen over de omgelegene Eilanden uit te breiden. Eerzucht is eene van die hoedanigheden, in welke de Eilanders van de Zuid-zee de mededingers zijn kunnen van de beschaafdste Natien van Europa. De bannelingen hadden de loosheid gehad van deze zwakke zijde van dit Opperhoofd der Wilden gemerkt en er zich van bediend te hebben. - De verleiding van Europische Zeelieden is ook, sedert eenigen tijd, de slechte staatkunde van deze kleine Koningjes geworden. Zij hebben gehoord van de uitstekende diensten, welke pomarre van de Europeërs op Otahiti getrokken heeft, en daarom stellen zij alles te werk om de
matrozen te verleiden hun schip te verlaten en zich onder hun neder te zetten. - Hetgeen noodzakelijk tot het
| |
| |
plan, tusschen de bannelingen en de opperhoofden beraamd, behoorde, was, dat men ons schip van de ankers los zou snijden, het zoo aan strand doen drijven, en dan het scheepsvolk vermoorden; wanneer het schip de buit zou zijn der zamenzweerders. Ons kanon, ons klein geweer en krijgsvoorraad zou van eene buitengewone waarde geweest zijn voor menschen in omstandigheden, als waarin zij zich dan bevonden zouden hebben.’
Het verraad, hier gepleegd, en de zamenspanning der Eilanderen, om hem met de zijnen te bedriegen, geeft turnbull regt om te schrijven: ‘Ik vond dat ik mij grootelijks misrekend had omtrent het karakter der Uliteërs, die, van alle deugden, de minste aanspraak op die van dankbaarheid hebben. Zoo is het gelegen met die hooggeroemde deugdzaamheid der Wilden! Waarom vermoeit men zich met bespiegelingen te maken, die de ondervinding in één oogenblik wegblaast!’
Akelig was de ontdekking der doorgesneden kabeltouwen, hevig de strijd, moeijelijk de ontkoming, die door een' gelukkigen zamenloop van omstandigheden volgde. In dit verhaal is zeer veel, om het karakter der Uliteërs te leeren kennen, en tot waarschuwing te dienen ook tegen de Botany-baaijers. De ontkoming uit dit gevaar besluit dit Deel, en wij zien weldra de gelegenheid te gemoete, om op nieuw bij turnbull aan boord te treden, en het verder beloop dezer Reizen te vernemen. |
|