| |
| |
| |
Nieuwe Leerwijze omtrent de Bijen en derzelver zoogenaamde Magazijnen-teelt, voornamelijk getrokken uit het Hoogduitsche Werk van J.L. Christ en meer andere Stukken, ten dienste der Hollandsche Bijenhouders bearbeid en uitgegeven door Rijkend Jacob Brouwer, Lid Honorair der Maatschappij ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam, en Lid Correspondent der Hollandsche Huishoudelijke Maatschappij te Haarlem. Met Platen. Te Amsterdam, bij J.C. Sepp en Zoon. 1809. In gr. 8vo.
Veel, zeer veel is er over de huishouding der Bijen en derzelver oppassing, tot huishoudelijk gebruik, zoo hier als elders, geschreven; doch hier te Land bestond er geen volledig Werk, waarin alles, ten dienste van den Bijenhouder, is bijeengevoegd. Welligt behoort deze verdienste aan de Duitsche Geleerden riem en christ te worden toegekend, en het is de Heer brouwer, die, met eigen kunde en waarnemingen voorzien, zich van den arbeid der genoemde Mannen bediend heeft, om ons een - wij mogen zulks openlijk en dankbaar erkennen - in dit opzigt volkomen Zamenstel in het alhier aangekondigde Werk te leveren. Eene Opdragt aan zijne Excellentie, den Ridder en Admiraal van kinsbergen, en een uitvoerig Voorberigt, vermelden de aanleidingen en de zorg, door den Schrijver tot hetzelve aangewend; terwijl het Werk zelf is verdeeld in de navolgende zes Hoofdstukken, als 1.) Over de Bijen in het algemeen. 2.) Over den Aankoop van Bijen. 3.) Over de Vermeerdering der Bijenstokken. 4.) Over de Oppassing en Verzorging der Bijen. 5.) Over het Inzamelen van den Honig en het Was. 6.) Over de Gereedschappen en Werktuigen, benoodigd bij eene welingerigte Bijenteelt, en een Aanhangsel eene nadere toelichting behelst omtrent de Magazijnwoningen en derzelver verbinding, en tevens een middel aan de hand geeft, om, gedurende den geheelen zomer, zuiveren honig te bekomen, zonder de Bijen te verontrusten. Wij zullen ons beijveren, om den voornaamsten inhoud dezes gewigtigen Werks, zoo kort mogelijk, op te geven.
Elke Bijenstok bevat drie soorten; de Koningin, Arbeiders en Hommels. De vruchtbare Koningin, die, in een vierendeeljaar tijds, meer dan 30,000 jongen levert, munt
| |
| |
uit door hare schoone gedaante, hoedanigheid van geur en heldere stem. Hare voortteling, in de Vorstelijke Cel, uit de grondstof eenes Koninklijken Worms, kenmerkt hare uitnemendheid. Hare Angel is iets langer, dan bij de gemeene Bijen. Haar gezag, op liefde gegrond, is onbeperkt; zij wordt altijd door eene Lijfwacht omstuwd. - De Hommels, grooter en zwaarder van borst en kop, zijn de Mannetjes der Koninginnen. Derzelver zamenstel bewijst, dat zij niet tot werken bestemd zijn, en worden door de Werkbijen, wanneer deze hebben ingezameld, verjaagd en dikwerf gedood. - De Arbeids- of Werk-Bijen, noch tot het mannelijke, noch tot het vrouwelijke geslacht behoorende, en ten aanzien van snuit of tong sijner bewerktuigd, verrigten al het werk, zoo binnen als buiten den stok, van het bouwen der cellen af tot op de bereiding van het was toe. - De Bijen komen voort uit een eitje, dat door de Koningin in de celletjes gelegd wordt, waarin zij zich van haren eijerstok ontlast, en vormen zich tot eene Made of Wormpje, dat tot zijne bestemde grootte groeit, alsdan in eene Nimf of Pop verandert, weldra zijn deksel van was doorknaagt en als volkomene Bij te voorschijn komt. Verminkte Jongen worden uit den stok gestooten. De tot Koninginnen bestemde eijeren worden in grootere cellen uitgebroeid en beter gevoed. - De huishouding is allezins kunstmatig, ordelijk en spaarzaam. Slingering van vleugelen, en eenvormige of sissende toon, schijnt dezer dieren spraak. Zij leven doorgaans één jaar; de Koningin somtijds langer. Zij begraven de dooden, bij regenachtig weder. Van de vierkante Korf, tot eene Bijenwoning geschikt, welke men tot waarnemingen bestemt, geeft de Schrijver een volledig berigt en teekening.
Tot den Aankoop van Bijen dient alleen een volkrijke en zware stok, zuiver, niet te veel beroofd van honig, noch ook te vol van oude raten, en wel in Februarij of Maart, vooral niet wijzelloos of zonder Koningin. Men koopt ze echter ook in den Zomer, wanneer eene meerdere oplettendheid noodig is. Jonge zwermen, vóór 20 Junij werkzaam, zijn de beste. De innerlijke waarde van eenen Bijenstok is niet gemakkelijk te bepalen. De eenige Bijenmarkt in Holland is in Gelderland, aan den zoogenaamden Klomp- of Nieuwenweg, tusschen Renswonde en Veenendaal.
De Bijenstok vermeerdert door het zwermen, nadat de
| |
| |
Koningin tot de afreize bekwaam is. De zwermtijd is in Mei, Junij en Julij, doch in de eerste maand de beste. Naar den tijd en den aard der stokken, heeten zij Voor- of Hoofdzwermen, Achter- of Nazwermen, Maagdenzwermen, Nood- en Honger- of Bedelzwermen. Wanneer een stok zal zwermen, is moeijelijk te bepalen, dan alleen wanneer de Bijen haren honig niet uitstorten, en aan het Vlieggat onrustig op- en nedergaan. Bij het zwermen, moet het Vlieg-gat zorgvuldig geopend, de zwerm zelf omzigtig bespoten, naauwkeurig op de tegenwoordigheid der Koningin gelet en in haar afzijn voorzien worden. De beste manier, om eenen zwerm in eene Magazijn-woning te krijgen, is het zacht besprengen van den Bijen-klomp met zuiver water, en het voorzigtig openen van het Vlieggat. Eene zelfde voorzigtigheid wordt gevorderd, wanneer een zwerm op eene andere wijze aanhangt aan post, tak of boom. Het berooken en bestrijken dier plaatsen, ten einde eenen nieuwen aanleg op eene vorige plaats te verhoeden, is allezins noodzakelijk. De stok zelf dient, nabij den Moederstok, in de schadnw geplaatst te worden; moetende de mand of stroo-korf, waarin men den zwerm vatten wil, en dikwerf, wanneer er meer dan een is, verdeelen moet, niet vast gebonden, maar aan spijker of kram los hangende zijn, en de Bijenhouder zich, bij alle deze verrigtingen, van eene Bijenkap, wollen handschoenen en dikke wollen kousen, of goede sluit-laarzen, voorzien, van welke Kap de Schrijver eene nieuwe en betere soort beschrijft.
Tot de oppassing en verzorging der Bijen behoort eene vroegtijdige zuivering der woningen en onderzetplanken, met bewaringe echter van het was; de naauwkeurige naziening van den voorraad des honigs in de stokken; de behoorlijke voedering, vooral des avonds, waartoe door den Schrijver het Voederkastje van den Heer christ beschreven en afgebeeld, en voorts de kunst- en nood-voedsels omstandig en duidelijk worden opgegeven. In honger- of mis-jaren dient men de stokken te vereenigen, en daarom altijd eenen genoegzamen voorraad van honig te bewaren. Bovenal dient gezorgd te worden tegen den schimmel in den stok en tegen de wijzelloosheid of het gebrek aan eene Koningin, welk men ontwaart uit de verwarring en het gekerm in den stok, de vermindering van Volk en het niet afschafren der Hommels, en waarvan de oorzaken zijn het mislukken en verdwalen eener Koningin, het zwermen en vooral het nazwermen, dat
| |
| |
dikwerf te vele Koninginnen en alzoo het oproer in den stok veroorzaakt. Hiertegen dient als middel het warm houden der stokken, de verhindering van het zwermen, het verzetten van den stok en het geven eener Koningin. Bijen, in het voorjaar door de koude bevangen, moeten zorgvuldig verwarmd, en vooral des winters tegen noordewinden beschut worden; gevende men haar, echter, gedurige en versche lucht, en zorgende zoo wel tegen het digt vriezen van het Vlieg-gat, als tegen andere onreinheden. De ziekten der Bijen zijn de Loop, waartegen de Honig zelf, met wijn, witte suiker en geraspte notenmuskaat gemengd, - de Afmatting en Verkoudheid, waartegen verwarming van den stok en het onderzetten van laauw-warmen Honig, met wijn gemengd, - het Vuilbroed, waartegen eene gansche verwisseling van stok, - de Hoorn-ziekte, welke doorgaans zichzelve geneest, en de Luizen, waartegen een versterkend voedsel van honig en wijn wordt aangeprezen. Der Bijen voornaamste vijanden, die of haar zelve opëten, of haren honig of was ontrooven, zijn de zoo genoemde Roofbijen, de Motten of Maden, de Oorwormen, sommige Vogelen, als Zwaluwen, Rood- en Kwik-staartjes, Musschen, Meezen, Ooijevaars en Spechten, Spinnen en Tuinmieren, Kikvorschen, Wespen en Muizen, waartegen insgelijks de meest gepaste middelen worden opgegeven. Ook nevelachtig, droog en schraal weder, plasregens, onweder, koude zomernachten en natte winters, zijn voor de Bijen nadeelig, waartegen de grootste zorgvuldigheid weinig vermag. Tegen den Bijen-steek, eindelijk, die doorgaans alleen dán plaats heeft, wanneer zij getergd worden, wordt het gebruik van Lavendelgeest, Ammonia, Alkoholische Salpeter Aether, Lijnolie, schraapsel van raauwe Aardappelen, sap van witte Maankoppen en eene oplossing van Opium in Wijn, als middel aanbevolen.
De Inzameling van den Honig uit het zoete Bloemensap en het Was uit de Honigraten is zeer verschillende. De meest specerijachtige bloemen, vooral de Lindenbloesem, leveren den besten, de Honigdauw den meesten honig. De laatste, rijkelijk aanwezig, verschaft, nu en dan, aan 25 volkrijke Bijenstokken, in 8 dagen tijds, wanneer het niet sterk regent, tot 500 pond honig; terwijl het schadelijke van dien dauw in de Bije tot den angel in de giftof gal-blaas overgebragt, en de honig zelf zuiver wordt. Ook de Honigdauw van de Bladluizen dient, bij der laat- | |
| |
sten uitwerpsel, voor de Bijen tot goeden honig. De beste tijd van den Honig-oogst is in het Voorjaar, hoe zeer dezelve ook in den Herfst plaats heeft. Allezins voorzigtig behoort het afnemen der honigvolle Opzetten te geschieden, vooral bij eenen helderen en koelen morgen. Men moet, echter, den stokken niet te veel honig ontnemen, maar elken volkrijken stok ten minste twee volle opzetten laten voor winter en voorjaar. Ter afzondering des Honigs van het Was, deelt de Schrijver het door den Heer christ uitgevonden werktuig mede, gelijk mede andere eenvoudige wijzen van behandeling, en tevens, wat ter bewaringe van den honig en ter afscheidinge der suikerdeelen, volgens de proefneming van den Heer cavezzali, dient. Ook van dien Honig, welke nog in het Was terug blijft, kan voortreffelijke Meede, Azijn en ook Brandewijn, worden bereid, het zij tot verkoop, of tot bijzonder gebruik, volgens zoodanige onderscheidene wijzen, als ter dezer gelegenheid breedvoerig worden beschreven. Even naauwkeurig is de beschrijving wegens de bereiding en uitpersing van het Was, en van de Waspersen, door de Heeren christ en sybel uitgevonden, en alhier in plaat afgebeeld; terwijl, eindelijk, een aantal bedenkingen, bijzonderlijk de proefnemingen van den Heer huber, alhier voorkomende, duidelijk bewijzen, dat het Was zijnen oorsprong
heeft van den Honig, in de maag en ingewanden der Bije gescheiden, en door middel van het zuur der heldere vloeistof, in hare gist- en gal-blaas bereid: kunnende echter het oorspronkelijk witte en daarna geel wordende Was door verzuurd Zoutzuur en andere zoutzure dampen ligtelijk gebleekt worden, waartoe de onderscheidene proefnemingen alhier uitvoerig worden beschreven.
De Gereedschappen en Werktuigen, bij eene wel ingerigte Bijenteelt benoodigd, zoo als de Bijenkap, wollen Handschoenen, Lont, Ladders, Handspuit, Stokken, Zeef, Korf, Mand, Bezem, Vleugel, Wateremmer, Gietkan, Leem, Voorwas, Bijenmes, IJzerdraad, Blaasbalg, Rookdoos, Bovist, Krijt, Weerglas, Teenkorfje, Waspers, Voeder-trogjes en Kastjes, geel Was, Lavendelgeest, Opium-Wijn enz., ontmoeten alhier of eene zeer naauwkeurige ontvouwing, of ten minste eene verwijzing tot andere Hollandsche Werken, alwaar dezelve voorkomen.
De korte voordragt van den Inhoud dezes Werks,
| |
| |
waarbij wij dikwerf hebben moeten terug wijzen op datgene, wat, zonder eene letterlijke overneming, niet wel was mede te deelen, zal, onzes inziens, genoegzaam zijn, om elken beminnaar der natuur, die met de verwonderlijke huishouding der Bijen van naderbij wenscht bekend te zijn, maar nog meer elken Bijenhouder, tot deszelfs lezing en herlezing aan te moedigen. De juiste verdeeling der stoffe, de duidelijke en naauwkeurige behandeling, het aanwenden der ondervinding, waar de bespiegeling op zichzelve ongenoegzaam is, en dan nog de opheldering van het een en andere, waar de voorstelling zelve niet voldoet, door getrouwe afbeeldingen; in één woord, de gansche bearbeiding van deze belangrijke taak bevat in zich zoo veel goeds en volkomens, dat zulks inderdaad als een systematisch Handboek moet beschouwd worden, op welks gebruik zich een ieder veiliglijk kan verlaten, ofschoon al eigene ervaring, naderhand, in een of ander opzigt, een nieuw toevoegsel verschaffen mogt. Wij maken het ons alzoo ten bijzonderen pligt, den kundigen Schrijver, den Heere r.j. brouwer, daarvoor openlijken dank te betuigen, en verlangen, dat zoodanige Instituten in ons Vaderland, als zich beijveren, om den waarnemenden geest in het vak van land- en akker-bouw meer en meer uit te breiden, en de voordeelen der naauwkeurige waarnemingen zelve tot die kringen te verspreiden, waar zij kunnen en behooren te gelden, ook aan dit Werk al dien invloed zullen verleenen, welken hetzelve allerwegen verdient. |
|