Puntdichten van P.G. Witsen Geysbeek. IIde Boek. Te Amsterdam, bij P.G. en N. Geysbeek. In gr 8vo 64 Bl
Hetzelfde oordeel, dat wij over het eerste Stukje dezer Epigrammen geveld hebben, geldt ook ten aanzien van dit tweede. Er komen hier weder fraaije en geestige verzen voor, welke het niet aan het benoodigde zont ontbreekt; ook weder, gelijk in het vorige Stukje, die slechts middelmatig zijn. Over het geheel moet echter de Heer geysbeek den lof behouden, dat hij voor dit vak veel geschiktheid bezit. Onder de besten rangschikken wij, onder andere. No. 104, 113, 115, 119, 121, 125, 126, 156, enz. Onder de minste behooren, naar ons inzien, No. 105, 136, 146. enz. Enkelen missen het karakter van het Puntdicht. Daaronder rekenen wij het 109de en 132ste. Het 108ste treft, naar ons oordeel, geen doel. Immers kan iemand zoo edelmoedig zijn, van over eene zaak, die hij zeker weet, niet te willen wedden.
Wij zien het laatste Stukje met verlangen te gemoet. Tot eene proeve geven wij de volgende: