licht verschijnen, ontvangen wij nu eene voor ongeleerden vervaardigde verklaring van den Heidelbergschen Catechismus, die van alle andere tot hiertoe, in groote menigte, voorhanden zijnde uitleggingen van dit welbekende leerboekje merkelijk verschilt. De oordeelvellingen over dezen arbeid zullen ongetwijfeld vrij wat uiteenloopen. Aan sommigen zal de Schrijver, in vele opzigten, nog al te gehecht aan verouderde leerbegrippen toeschijnen, terwijl anderen zich in tegendeel aan verscheidene in dit boek voorkomende stellingen zullen ergeren; en dat wel te meer, nademaal er desniettemin 't zegel van Kerkelijke goedkeuring aan gehangen is. Wij voor ons zouden ons niet gaarne tot keurmeesters van 's mans regtgeloovigheid opwerpen. Grove afwijkingen, evenwel, hebben wij, zoo verre onze kennis te dien opzigte reikt, er niet in kunnen ontdekken. Men ziet echter, 't geheele werk door, zoo verre dit boekdeel gaat, dezelfde vrije denkwijze, die andere schriften, welke van dezelfde hand afkomstig schijnen, kenschetst, doorstralen. 't Moge aan onkundige en bevooroordeelde voorstanders van den Catechismus niet bevallen, dat de Schrijver wel eens aanmerkingen maakt over de wijze van uitdrukking, gegevene bepalingen en bijgebragte bewijsredenen, die met de meer gezuiverde Bijbelsche begrippen, welke, vooral in de laatste jaren, meer en meer bijval gevonden hebben, moeijelijk te vereffenen zijn, en dat hij niet zelden daarvan geheelenal afgaat. Zij, die de leer van de leerwijze behoorlijk onderscheiden, en zich geenszins aan een menschelijk opstel, evenzeer als aan de onfeilbare uitspraken der Bijbelschrijveren, verbonden rekenen, zullen met genoegen vernemen, dat de Schrijver sommige, thans bij vele nadenkende Leeraars van 't Hervormde Kerkgenootschap erkende, waarheden zoo vrijmoedig heeft durven zeggen, ofschoon zij welligt zijne wijze van berispen en afkeuren van voorheen algemeen aangenomene leerbegrippen niet zullen goedkeuren. In den stijl en in de schrijfwijze
zal men ook wat moeten overzien. De eerste is verre af van zuiver van taalfouten te zijn. Men stoot meermalen aan onaangename herhalingen, en soms is de Schrijver met zichzelven in wederspraak. Voor hun, die gaarne alles kort en krachtig uitgedrukt zien, zal de hem eigene langwijligheid wel eens vervelend zijn; maar voor de meeste ongeleerden, wier onderrigting door deze Catechismus-verklaring bedoeld