te vervullen. Volgens eene onderlinge schikking, viel het onderwijs in de Physiologie den Heere ypey te beurt, die, omdat men thans aan de Franeker Hoogeschole gewoon was de Physiologie in het Hollandsch te onderwijzen, het vertaalde Werk van blumenbach tot een leiddraad voor zijne Lessen uitkoos. Thans nader met dit Werk bekend wordende, zag hij ras, dat hetzelve wel uitstekend geschikt was tot een leiddraad voor Akademische Lessen, doch niet zoo zeer tot een Handboek voor mingeoefenden, als zijnde de orde, vooral in de eerste Afdeelingen, daartoe niet wel geschikt, en de behandeling der aldaar voorkomende zaken te duister en te ingewikkeld. De Hoogleeraar, intusschen, overtuigd van de noodzakelijk heid van zoodanig een Handboek in onze moedertaal, sloeg dus zelf de hand aan het werk, en vervaardigde de thans voor ons liggende Handleiding tot deze wetenschap.
Met bijzonder genoegen doorlazen wij dit Werkje, en vinden ons verpligt, hetzelve, als tot zijn oogmerk allernuttigst, aan alle Liefhebbers der natuurkundige wetenschappen aan te bevelen.
Het geheele Werk is verdeeld in de vijf volgende Hoofdstukken: I. Over de algemeene beginselen, uit welke het menschelijk ligchaam is te zamengesteld. II. Over de werkzaamheden, die onmiddellijk tot het bestaan des levens vereischt worden. III. Over de werkzaamheden, die tot het dierlijk leven, de werkingen der ziele, enz. betrekking hebben. IV. Over de natuurlijke werkzaamheden van spijsvertering, voeding, veroudering, enz. V. Over de werkzaamheden, die tot de voortplanting des geslachts behooren.
Gaarne zouden wij van dit Werk een beredeneerd uittreksel geven; doch zulks is, van wege de ophooping van een groot aantal zaken in een klein bestek, niet wel mogelijk.
Alomme heeft de Schrijver zich in dit Werk tot het noodzakelijke getracht te bepalen, en heeft dus, om niet te breedvoerig te worden, vele nuttige en vermakelijke dingen achtergelaten. Hij geeft ook uitzigt om dit Stuk door een uitvoeriger Werk te doen volgen, zoo hij daartoe door een genoegzamen aftrek van het tegenwoordige wordt aangemoedigd. Wij hopen en vertrouwen, dat hij zijne moeite op deze wijze naar genoegen beloond zal zien, en verlangen reeds naar zijne Natuurkunde van den Mensch en de Dieren.