het zij, in de tweede, de Jeugd tot nadenken en kennis wordt opgeleid van zichzelven, van de treurige gevolgen der zonden, van Gods blijkbare inrigtingen tot 's menschen zedelijke bestemming en waarde, en van het verband, waarin zij staat met de Nakomelingschap; hetzij, in de derde, de blinde liefde en zorgeloosheid der Ouders omtrent hun Kroost, de minachting van den godsdienst, de ondoelmatige opvoeding, en bovenal het slechte voorbeeld in grondstellingen, gesprekken en handelingen, worden opgegeven; hetzij, in de vierde en vijfde, onmatige overhelling tot vermaak, speelzucht, wellust, ledigheid, kwalijk geordende en niet genoegzaam beperkte leeslust, ijdelheid en zucht om te behagen, een grooter vertrouwen op Makkers, waarmede men verkeert, dan op Ouders en Menschen van rijpere jaren, ijdele eigen trots en minachting van Ouders en Bejaarderen, en, eindelijk, gebrek aan godsdienstigheid, als de heillooste pesten der Jeugd, in alle de juiste en afschuwelijkste kleuren, gemaald; hetzij, ten laatste, eene verstandige onderrigting, eene vertrouwelijke zamenspraak en afspraak tusschen Ouders en Bejaarden, omtrent eene dadelijke afkeuring van het kwaad, en de zorg der Overheid, om alles te weren, wat voor de zedelijkheid van jonge Lieden gevaarlijk is, als de meest gepaste middelen ter verhoedinge des kwaads, met den diepsten ernst, worden aangedrongen: alle deze voorstellingen behelzen zulk eenen rijkdom van waarheid en belang, zulk eene kracht van welsprekendheid, zulk een kenmerk van de edelste belangstelling in de waarde van mensch en menschheid, dat wij, met vurigen dank aan den edelen Leeraar, de lezing en herlezing aan Ouders en Opvoeders, aan Jongelingen en Maagden, op het allerernstigst mogen aanprijzen. Wij uiten alzoo, bij deze gelegenheid, den hartelijksten wensch en bede, dat eene of andere weldadige Maatschappij, (die, bij voorbeeld, tot Nut van 't Algemeen,) met goedkeuring des Schrijvers, aan welke wij geenszins twijfelen,
deze Leerredenen in het Hollandsch doe overbrengen, en, tot geringen prijs, of wel, waar het noodig is, om niet, onder alle rangen en standen des levens doe verspreiden! Zoo strekke zich deze zegen niet slechts uit tot één afzonderlijk Kerkgenootschap, maar tot allen, die dit onderwijs nog meer behoeven!