ernst verlieven. Ongelukkig voor de meisjes, en voor den jongeling; want, indedaad, en zij en hij verdienen zoodanig eene ongelegenheid niet, en zijn te zamen onnoozel in het geval. De eene bruid, eene adelijke, hoe uitmuntend lief ook, beklagen wij minder; haar hartje was toch niet volkomen vrij, toen zij het aan dezen jongeling schonk, en aan den vroegeren minnaar had zij groote verpligting; zij verdient het alzoo wel eenigzins, indien zij nu ook den lateren niet bekomen mogt. De tweede bruid, immers die wij vertrouwen dat de bedoelde is, zouden wij uit al ons hart beklagen, zoo zij ongelukkig wierd; want die lieve onschuld, nog een kind toen de held op reis ging, door wederzijdsche ouders voor dien jongeling bestemd, kon wel niet anders dan op zijne uitmuntendheid verlieven, daar zij niets wist van zijne vreemde betrekkingen. De jongeling zelf vindt al mede gereede verschooning; hij had geene andere reden om over zijn hart te waken, dan den verklaarden afkeer zijnes vaders van eene vreemde in de familie en een ongelijk huwelijk, hetwelk bij dezen de oorzaak ook geweest was, dat hij met eenen bij uitstek waardigen en teeder geliefden broeder voor altijd gebroken had. Maar de omstandigheden bragten den jongeling, bij alle zijne waakzaamheid, tot een zoo hoogst volmaakt en aanbiddelijk meisje, en tot eene verklaring werd hij al mede buiten zijne schuld door omstandigheden gedrongen. En dat het nichtje, 't welk de vader voor hem bestemde, zoo engelachtig lief gedurende zijn afwezen was opgegroeid, en tot een zoo hoogen trap van volmaaktheid in ieder opzigt was geklommen, en eene haar bijzonder eigene, zoo naïve, bekoorlijkheid had, dat men zijns ondanks op haar verlieven moest, bijzonder bij zoo veel aanleiding en de hartelijkste wenschen van eene zoo lieve en geliefde familie - zie, dit kan hem voldoende verontschuldigen, en dat doet het ook bij ons. Wij zijn maar verlegen, hoe hij zich redden zal; want twee vrouwen te gelijk mag hij toch niet
hebben in een Christenland. Had ééne van de bruiden de beleefdheid uit liefde te sterven, dan was de zaak gevonden; maar dit te wenschen, gaat ons aan 't hart. Als de vroegere minnaar der eerste zich dan nu nog vinden liet! - maar wij vreezen dat die nu toch ook wat ongemakkelijk zal zijn; ongelijk zou hij juist niet hebhen, zoo hij terug treedt, maar evenwel men moet wat overzien in een volmaakt meisje! - Misschien intusschen schikt zich alles beter en gemakkelijker, dan wij ons nu wel voorstellen, en dit hopen wij; misschien weet de oom des jongelings wel een middeltje; met dezen kwam de jongeling in kennis, werd door hem herkend, doch hield tot nog toe zijn incognito; de briefwisseling tusschen oom en neef is intusschen reeds aan den