Wilhelmine van Rozen. Naar het Hoogduitsch van C.F. Vrijheer van Bilderbeck, Schrijver van den Doodgraver, de Familie van Werning, enz. Leeuwarden, bij de Wed. J.P. de Boy. 1809. In gr. 8vo. 298 Bl.
Het aantal van vertaalde Romans heeft zich zoo zeer bij ons opeengehoopt, dat wij met zekere huivering het oog slaan op dat gedeelte van onze taak, en onze Lezer zich met eene zeer korte melding van de meeste derzelve zal moeten vergenoegen. Een enkel woord aangaande zekeren harrison bleef ons in de Familie van Werning duister, en in eene aanteekening werden wij naar deze Wilhelmine van Rozen gewezen, waarvan dan nu ook deze vertaling het licht ziet. Voor het overige staat echter dit Werk met den straks genoemden Roman in geen zoodanig verband, dat men dezelve zou moeten vergelijken. Wilhelmine is een regt voortreffelijk schepsel; niet minder is auguste dit, tot hartelijke vreugd van den Lezer, die den beminnenswaardigen jongen Vorst eene uitmuntende gade gunt, en zich niet minder verheugt, dat het misverstand tusschen wilhelmine en haren vroegeren minnaar, den edelen wahlberg, gelukkig wordt opgelost, en dat hij alzoo een paar huwelijken voltrekken ziet, onder de gelukkigste vooruitzigten, vooral ook tot welzijn van het land. Wahlberg, de held der geschiedenis, zal ook wel door de ondervinding nu genezen zijn van zijn vroeger gebrek, dat voor hem en anderen de bron was van zoo veel onrust, dat hij namelijk van goede en edele menschen te veel vorderde, en hun te weinig daarvoor terug gaf; althans wij zijn daar gerust op. De Roman wedijvert met de vroegere van dezen Schrijver, in belangrijkheid en onderhondend vernuft. Wij vonden niets, dat den goeden smaak