Karel de Goochelaar, of de nieuwste, geheime natuurkundige Kunststukjes ontdekt, om de Jeugd en Gezelschappen, zonder onkosten, te onderwijzen en te vermaken. Door J.J. Funke. Uit het Hoogduitsch vertaald met Bijvoegsels van den Vertaler. Te Groningen, bij W. Zuidema. 1809. In 8vo. 68 Bl.
Het oorspronkelijk werkje tot op een derde verminderd, maar uit andere Hoog- en Nederduitsche werken aangevuld. De Schrijver hield het voor de Scholen, de Vertaler tot onderwijzing en uitspanning voor de Scholieren, ook voor Ouders en vrienden van Kinderen geschikt, en wenscht dat het ook door meervermogenden als een volksboekje mag worden uitgedeeld. Hij houdt het zeer geschikt, om het bijgeloof aan tooverij enz. te verdrijven. Het bevat 70 aardigheden, grapjes, kunststukjes, of hoe zullen wij ze noemen? meer of min, maar echter met een weinig handigheid, vrij gemakkelijk na te doen. En No. 71 is (bij zoodanig eene verzameling zonderling genoeg) een zeer eenvoudig, maar volgens den Vertaler dierbaar middel tegen de Fijt, door labat: de dojer namelijk van een versch gelegd hoender - ei, met een houten spadel stuk geslagen, en geroerd (want ijzer mag er niet bij komen) met tweemaal zoo veel zout als men gewoon is daar bij te eten, fijn gestooten en goed gemengd, zoo dat alles geheel vloeibaar is; op fijn pluksel slaat men dit om den geheelen kwaden vinger. Het verband mag niet sterk drukken, en tweemaal vier-en-twintig uren laat men het liggen. Nu heeft de Fijt eene kleine opening gemaakt in het vel, waardoor de bijtende stof wegloopt. Met wat rozenzalf of basilicum kan men nu in twee of drie dagen den vinger genezen. - Probatum est hopen wij, en daarom wilden wij dit Recept opgeven.