Verhandeling over de Oorzaken der toenemende Opslibbing van het IJ., en de Middelen, welke tot wegneming en herstel daarvan, zouden kunnen en behooren aangewend te worden, door Jellis Roelofs, Junior. Te Amsterdam, bij B. van Seldam. 1809. In gr. 8vo.
Eene Verhandeling, welke bij de Koninklijke Maatschappij der Wetenschappen is ingeleverd ter beantwoording der bekende opgegevene Prijsvrage, van welke wij te voren, bij de opgave der Prijsverhandelingen, reeds melding maakten, zonder dat de gezegde Maatschappij zich wegens deze Verhandeling op eenigerhande wijze heeft uitgelaten. De Schrijver geeft de Oorzaken op, als gelegen 1.) in de wanstaltige gedaante van het IJ zelve; 2.) in het uitbrengen van Hoofden, vooral van den bekenden Paardenhoek; 3.) in het opruimen van de Laag, vooral te voren bij de Oude Stads Herberg, en 4.) in het aanvoeren van modder en slijk bij de Vloeden, met Noorden en Noordwesten Winden, zonder dat die, bij de Ebben met Zuiden en Zuidwesten Winden, werktuigelijk worden weggevoerd. De door den Schrijver opgegevene Middelen bestaan 1.) in het Afnemen van den Paardenhoek; 2.) in het Afdammen der Bogt van Nieuwendam en van den Buikslooter Ham; 3.) in het formeren van eene altijd welgeslotene Laag, zoo na mogelijk aan de Gordingen of Paalwerken, en 4.) in het schoeijen of afdammen der Paalwerken. Tegen het vastzetten van den Modder in het vervolg, prijst de Schrijver aan het gebruik eener verbeterde Schep- of Krab-machine, welke door eene afteekening is opgehelderd.
Het blijkt alzoo, dat de Schrijver in vele opzigten overeenstemt met de denkbeelden, door den Heer blanken in zijne bekroonde Prijsverhandeling ontvouwd, en de Heer roelofs heeft zich de moeite gegeven, om, na het lezen der laatstgenoemde Verhandeling, in eene Narede aan te wijzen, in welke opzigten hij tot het plan van den Heer blanken nog meer zoude kunnen naderen, met opgave der waterkeeringen, welke zouden dienen gesteld te worden. Deze Narede wordt met eenige bedenkingen geëindigd wegens de verhooging van den Slaperdijk, welke de Schrijver voor de Stad Amsterdam zeer nadeelig keurt.