Verhandeling over het Ontwerp van Sluizen, volgens de uitgave van den Heer J. Blanken Jansz., het eerst aan de Benschopper Sluis beproefd, opgesteld door deszelfs Ambtgenoot A.F. Goudriaan. Met eene Plaat. Te Amsterdam, bij J.S. van Esveldt-Holtrop. 1809. In gr. 8vo.
Nog eene, en, zoo als wij nu reden hebben om te hopen, laatste proeve van den Heer goudriaan, om zijn vorig schrijven tegen den Heer blanken te regtvaardigen, en op nieuw, ook met bijgevoegde verklaringen van des bevoegde Personen, te doen zien, dat de ontwerpen des laatstgenoemden, ten opzigte der Sluizen en Spuideuren, zoo te Benschop, als te Medemblik en elders, niet kunnen gezegd worden nieuw te zijn, maar bij den eerstgenoemden zeer wel vroeger bekend geweest, doch door hem afgekeurd op verscheidene gronden, die alhier in het breede worden ontwikkeld. Dan, wie zal immer in twijfel trekken, dat twee Mannen van beproefde kunde in de Waterwerken, zeer gemakkelijk, op één en hetzelfde denkbeeld kunnen geraken, waarvan de zwarigheden bij den eenen veel zwaarder wegen, dan bij den ander, zelfs door den laatsten, zijns inziens, worden opgelost? Wij verblijden ons, dat deze Verhandeling, welke, op des Schrijvers verzoek, door eene Commissie van wege Z.M. den Koning, vooraf is gelezen, in eenen allezins gematigden toon is vervaardigd, waardoor de waarheid altijd winnen moet: en nog meer verheugen wij ons in de verklaring van den Heer goudriaan, daar hij schrijft: ‘De Heer j. blanken, jz. zal ondervinden, dat de rede op mij kracht genoeg heeft, om van mijnen kant al het gepasseerde steeds behoorlijk voorzigtig te kunnen afscheiden van de handelingen, in onze betrekkingen als Ambtgenooten.’ - Het stuk zelf is voor geene bijzondere ontwikkeling vatbaar, en dient door den liefhebber der Waterwerkkunde, die in deze geschillen belang stelt, zelf gelezen te worden.