Geschiedverhaal van de opkomst en den bloei der Evangelische Luthersche Gemeente, toegedaan der onveranderde Augsburgsche Geloofsbelijdenis, binnen Arnhem; sedert het begin der Hervorming, tot op den tegenwoordigen tijd: uit echte Stukken zamengesteld, door een Lid der Gemeente. Te Arnhem, bij J.H. Moeleman, Jun. 1809. In gr. 8vo. 54 Bl.
Volgens den inhoud van dit klein, doch voor liefhebbers der Kerkelijke Geschiedenis nog al belangrijk Stukje, grootendeels overgenomen uit de grootere Werken van den Heere van hasselt, (Geldersch Maandwerk, Arnhemsche Oudheden en Stukken voor de Vaderlandsche Historie,) zal de leer van luther, reeds in 't midden der zestiende eeuw, in de Stad Arnhem bekend geweest zijn. Men vindt echter niet eerder van eene Godsdienstige bijeenkomst der Lutherschen aldaar melding gemaakt, dan in het jaar 1643, wanneer een en andermaal aan een vrij aanzienlijk getal leden het H. Avondmaal is uitgedeeld, en telkens op zon- en feest-dagen Godsdienstige bijeenkomsten zijn gehouden. Er kwam wel van den kant der Regering eenige tegenstand, maar, terwijl deze niet zeer geweldig was, ging men daarmede heimelijk voort, en 't getal der leden werd meer en meer uitgebreid. Men huurde, tot dat einde, op de korenmarkt, in zeker huis, eene groote zaal, waar reeds in 1644 aan honderd en negentig leden 't H. Avondmaal werd bediend; zijnde dezelfde plaats, waar naderhand de tegenwoordige Kerk gebouwd is. Hierop volgde echter, van den kant der Regering, eene stoornis. Men verbood die zamenkomsten ten sterkste: 't geen ten gevolge had, dat de Lutherschen buiten de stad godsdienstig vergaderden. Ook hierin belet zijnde, begaven zij zich eerst tot zijne Hoogheid, vervolgens tot den Zweedschen Afgezant, met 't aangenaam gevolg, dat, door de veelvermogende voorspraak van den laatstgenoemden inzonderheid, de zaak der Lutherschen een' gunstigen keer nam; zoo zelfs, dat reeds in 1648 een vast Predikant werd beroepen, door wien de Gemeente eerst bij oogluiking, en naderhand meer openlijk, ook met toestemming der Regering, bediend werd. De kelk, waarmede destijds, in den aanvang, het H. Avondmaal gevierd werd, wordt nog tot eene gedachte-