gaf de Schouwburg in het begin van 1807 in zeven bladzijden een over het geheel aanprijzend berigt, doch voegde daar eenige aanmerkingen bij, in welke eene te groote en zelfs hier en daar zeer onwijsgeerige gehechtheid aan het oude ook den minkundigen Regtsgeleerden gemakkelijk in het oog liep. De Heer paehlig betoogt nu (1809) in 109 bladzijden, dat de Schouwburg veel gekheden gezegd heeft. Wij gelooven, dat de Heer paehlig, zonder veel gevaar voor de wetenschap, deze moeite had kunnen uitwinnen, en zich vele verdrietige uren had kunnen besparen. Men doet sommige aanmerkingen te veel eer aan door ze te wederleggen, en de toon der twistschriften geeft maar al te veel aanleiding om in tegenovergestelde uitersten te vallen; gelijk ook in dit geschil het medio tutissimus ibis misschien de billijkste uitspraak zoude zijn.