Dissertatio Philosophica Inauguralis, de iis, quae veteres Philosophi de magnitudine Telluris prodiderunt. Auct. J.C. Low, Lugd. Bat. &c.
Bij den ongemeenen voortgang der letteren, blijft een terugzigt op de gevoelens der Ouden ten allen tijde eene schuldpligtige hulde aan derzelver verdiensten, en gelijk zij bovenal den grond legden tot wiskunstige berekeningen, op de wijsbegeerte toegepast, zoo verstrekt het den jongen Geleerden tot eer, dat hij zich bekend make met de geschiedenis der oude Letterkunde, om over de stelsels van zijnen tijd juist te kunnen oordeelen. Gepast is alzoo de keuze van den Heer low, om, bij gelegenheid zijner bevordering tot Leeraar der Wijsgeerte en Meester der Vrije Kunsten, den arbeid der Ouden na te sporen in de berekening van de grootheid der Aarde. Naauwkeuriglijk deelt hij alzoo mede die der Chaldeërs, gelijk mede die, welke door aristoteles en archimedes is opgegeven, en eindelijk die van eratosthenes, posidonius en ptolemaeus. Hieruit maakt hij eene vergelijking, ter vindinge van de lengte en breedte, zoo ook van de reismaten of passen, en toont alzoo de overeenkomst tusschen die oude berekeningen en de latere van de Heeren mechain en delambre. Ten slotte dient eene plaats uit simplicius, zoo ten aanzien van den Griekschen tekst, als van de Latijnsche overzetting, getrouwelijk medegedeeld. Het geheele