Nadeel, veroorzaakt door een te sterk gebruik van zwavel.
Een Jongeling van ruim twintig jaren geraakte aan een droog Schurft, hetwelk geweldige jeukingen verwekte. Een Arts schreef hem een drank voor van Bloedkruidswortel, teffens met het gebruik van Zwavelbloemen, tot een vierde lood, morgens en avonds, met witten Wijn, in te nemen. De Lijder was zeer begeerig om de genezing te bespoedigen, hetgeen hem tot het besluit bragt, om meer dan eens zoo veel van het poeder te gebruiken, dan hem was voorgeschreven: zoo dat hij daarvan dagelijks vier of vijf drachmas binnen kreeg; nemende hij het poeder steeds met witten Wijn. Hierop volgde eene soort van dronkenschap, gepaard met hevige maagpijnen, brakingen en kolijkpijnen. Daarbij voegden zich ras geweldige, met bloed geverwde, roodeloopachtige ontlastingen, ook met de onverteerde Zwavel gemengd, onder geweldige pijnen, die den buik geheel plat deden worden, en door het persen den aarsdarm deden uitzakken. Geweldig klaagde teffens de Lijder, die zich in een koortsigen staat bevond, over krampen in de beenen, onverzadelijken dorst, bezwaarlijk wateren, en slapeloosheid. Men gaf hem hiervoor veel Brood en Rijstsoepes met suikerwater, waardoor hij ras verligting bespeurde; schoon er nog wel veertien dagen verliepen, eer de roodeloopachtige afgangen ophielden. Gedurende ettelijke jaren bleef deze Lijder vervolgens geplaagd met eene groote loslijvigheid.