De heugelijke ontdekking.
(Eene ware Gebeurtenis.)
De Russische Krijgsbenden, bij eenen vroegeren Oorlog in de laatstvorige Eeuwe, zich in het Holsteinsche bevindende, voerde de Generaal baur het bevel over de Ruiterij. Een Soldaat van Fortuin zijnde, was zijn land en afkomst voor allen, die hem omringden, onbekend gebleven. Hij nam eene gelegenheid waar, om zich te ontdekken, en deed zulks op eene wijze, die verrassend en aangenaam was voor allen.
Niet verre van Husum, in het Holsteinsche, gelegerd, noodigde hij alle zijne Stafofficieren en eenige anderen bij zich ten maaltijd. Hij zond zijn' Adjudant, om den Molenaar en diens Vrouw, daaromstreeks wonende, bij hem te verzoeken. Dit paar volks kwam, zeer met ontzag voor den Moscovitischen Generaal vervuld, en gaf allen betoon van verlegenheid. Hij, dit ziende, verzocht, dat zij geheel gerust zouden wezen: want dat hij alleen uit vriendschap hen verzocht had, om met hem het middagmaal te houden, en sprak voorts gemeenzaam met hen over het land en de ommestreken. - De tafel gereed zijnde, plaatste hij den Moleaar en diens Vrouw naast zich, elk aan eene zijde, aan het hoogste der tasel, en bewees hun alle beleefdheid, met uitnoodiging om zich lustig vrolijk te maken en braaf te eten.
Onder den maaltijd deed hij den Molenaar vele vragen, wegens zijn Huisgezin en verdere betrekkingen. De Molenaar verhaalde hem, dat hij de oudste Zoon was van zijn' Vader, die denzelfden Molen bemalen had, waarop hij thans den kost won; dat hij twee Broeders had, die kooplieden waren, en ééne Zuster, aan een' koopman getrouwd; dat zijn eigen gezin bestond uit één Zoon en drie Dochters. - De Generaal vroeg hem, of hij geen' anderen Broeder gehad had, dan de gemelden. Hij antwoordde, dat hij er nog een gehad had; doch die was reeds jaren dood, want zij hadden geen taal of teeken van hem vernomen, nadat hij, nog zeer jong zijn-